Paris Legal Publishers × Close
NTKR, Tijdschrift voor Recht en Religie
2024 / 1 (september) 1
Redactioneel
  • OPEN ACCESS
    Redactioneel online pdf
Kerkelijk ambt
  • Ilonka Terlouw

    OPEN ACCESS
    Het kerkelijke ambt waarderen met oog op de toekomst van de kerk. Drie zaken die om aandacht vragen online pdf
  • Hans Schaeffer

    OPEN ACCESS
    Roeping als dialogisch proces: ambt en roeping binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerken online pdf
  • Peter-Ben Smit

    OPEN ACCESS
    Kerkelijk ambt in katholieke traditie – een bijdrage vanuit oud-katholiek perspectief online pdf
Artikel
  • Salim Belmoussa, Razi H. Quadir

    OPEN ACCESS
    Een aanvoerdersband die verdeelt online pdf
Boekbesprekingen
  • Auke Dijkstra

    OPEN ACCESS
    Tineke Boele-Noort, Zicht op tucht. Een praktisch-kerkrechtelijk onderzoek naar visies op en praktijken van kerkelijke tucht volgens predikanten binnen het gereformeerd protestantisme (diss. TU Apeldoorn) online pdf
  • Dr. Leo J. Koffeman

    OPEN ACCESS
    Auke Dijkstra, Eerlijk en met orde? Kerkelijke tuchtprocedures in rechtsvergelijkend perspectief (Deddens kerkrechtserie) (diss. TU Utrecht) online pdf
  • Dr. A.J.M. van der Helm

    OPEN ACCESS
    Thijs Caspers, Katholiek denken doen. Het katholiek sociaal denken in theorie en praktijk online pdf
  • Mr. drs. A.J. (Arko) van Helden

    OPEN ACCESS
    Herman M. van Praag, Mozes’ nalatenschap – Mensenrechten in historisch perspectief online pdf

Een aanvoerdersband die verdeelt

Toon als PDF
Salim Belmoussa*, Razi H. Quadir**


Inleiding

In het weekend van 15 en 16 oktober 2022 ontstond de nodige commotie nadat enkele profvoetballers weigerden om de One-Love-aanvoerdersband te dragen in het kader van de coming-out-dag en de acceptatie van de lhbtiq+ gemeenschap. Dit leidde tot grote verontwaardiging. Deze verontwaardiging is onterecht omdat dit indruist tegen enkele liberale kernwaarden zoals tolerantie en individuele vrijheid. De bandbreedte voor afwijkende meningen binnen een liberale samenleving zou daarom moeten worden verbreed.
Het dragen van de de One-Love-aanvoerdersband moet vrijwillig worden gedaan, omdat hiermee wordt recht gedaan aan de keuzevrijheid van ieder individu.
In het weekend van 15 en 16 oktober 2022 ontstond de nodige commotie nadat Feyenoord-aanvoerder Orkun Kökcü weigerde om de One-Love-aanvoerdersband te dragen in het kader van de coming-out-dag en de acceptatie van de lhbtiq+ gemeenschap. Ook Excelsior-captain Redouan El Yaakoubi weigerde deze band te dragen en droeg een alternatieve versie, terwijl Ajax-captain Tadic de One-Love-band ondersteboven droeg en de eerste helft bedekte.
‘Die aanvoerdersband van OneLove past ons blijkbaar niet allemaal’, volkskrant.nl 17 oktober 2022.
Verontwaardiging alom: hoe kun je tegen een band zijn die staat voor verbinding en inclusiviteit, zo is de teneur. De kwestie was daarmee niet afgedaan. Inmiddels is El Yaakoubi aanvoerder af bij voetbalclub Excelsior.
‘El Yaakoubi (Excelsior) niet langer aanvoerder na weigeren OneLove-band’, nos.nl 28 maart 2023.
Tegelijkertijd ziet de KNVB in dat het haar spelers niet kan dwingen een dergelijke band te dragen en heeft zij daarom op 11 oktober 2023 laten weten dat de band voortaan optioneel is.
‘“Vrij pijnlijk” besluit KNVB op Coming Out Day: OneLove-band wordt eigen keuze’, nos.nl 12 oktober 2023.
Niet alleen in Nederland deed deze situatie zich voor, ook in Frankrijk speelde een vergelijkbare kwestie. Jaarlijks wordt een speelronde in de Franse competitie gespeeld in tenues met regenboogaccenten. In het seizoen 2022/2023 weigerde een aantal spelers bij Toulouse om in dit tenue te spelen. De Marokkaans-Nederlandse Aboukhlal en een aantal anderen mochten daardoor niet deelnemen aan deze speelronde.
‘Zakaria Aboukhlal weigert regenboogrugnummer en mag daarom niet spelen bij Toulouse’, ad.nl 14 mei 2023. Op 20 mei 2024 deed zich een vergelijkbaar incident voor. Hierbij raakte AS Monaco-speler Mohamed Camara in opspraak. Alle spelers zouden spelen met een wedstrijdshirt met een logo waarmee de lhbti+-gemeenschap werd gesteund. Camara had bij de wedstrijd tussen Monaco en Nantes dat logo met tape afgeplakt. De Franse minister van Sport, Amélie Oudéa-Castéra, eist een straf tegen Camara en zijn club Monaco. ‘Minister eist “zwaarst mogelijke straf” tegen Monaco-speler die homofobie-logo afplakt’, nos.nl 20 mei 2024. Uiteindelijk is Camara voor vier wedstrijden geschorst. ‘Monaco-speler Camara vier wedstrijden geschorst om afplakken homofobie-logo’, nos.nl 31 mei 2024.
Deze uitsluiting werd voor lief genomen door de voetballers om zich niet te hoeven identificeren met iets wat tegen hun geloofsovertuiging ingaat. Zij voelden zich genoodzaakt om een tijdelijke gemarginaliseerde positie te accepteren. Maar wat betekent het voor de overheersende opvattingen en afwijkende opvattingen als ze elkaar treffen?
Deze observaties brengen ons tot de volgende centrale onderzoeksvraag: in hoeverre verhoudt de ontstane ophef door afwijkende opvattingen zich tot de overheersende opvattingen binnen een liberale democratie?
In dit artikel beantwoorden wij de centrale onderzoeksvraag als volgt: allereerst zullen wij ingaan op het concept tolerantie en hoe zich dit verhoudt tot een liberale democratie. Vervolgens bespreken wij hoe vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie en vrijheid van geweten als natuurrecht verbonden zijn met een belangrijke pijler van het liberalisme: menselijke waardigheid. Ten slotte behandelen wij de uitdagingen voor een liberale democratie om te fungeren als een neutrale staat die volgens ons ten grondslag ligt aan de paradoxale aard van het liberalisme en eindigen we met onze conclusie.

Liberalisme en tolerantie

Liberalisme is een politieke stroming die zichzelf superieur acht ten opzichte van andere politieke stromingen
J.J. Mearsheimer, The Great Delusion: Liberal Dreams and International Realities, New Haven: Yale University Press 2018, p. 53.
en heeft bovendien, zeker in Nederland, al gauw het rijk alleen.
J. Snel, Recht van spreken. Het geloof in de vrijheid van meningsuiting, Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum 2010, p. 87.
Nederland is dus een liberale democratie. Dit betekent automatisch dat Nederland een democratische rechtsstaat is, wat onder andere met zich meebrengt dat minderheden beschermd zijn tegen de wil van een tirannieke meerderheid.
Vergelijk Belinfante en de Reede: ‘Kenmerkend voor een rechtsstaat is dat de staatsorganen zijn onderworpen aan het recht… De staat erkent dat individuen en particuliere instellingen een staatsvrije sfeer toekomt. Ook een door het volk gekozen parlement moet deze “grondrechten”, zoals de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en het recht op privacy respecteren. Minderheden worden zo beschermd tegen een tirannieke meerderheid’, in: A.D. Belinfante & J.L. de Reede, bewerkt door: L. Dragstra e.a., Beginselen van het Nederlandse staatsrecht, Deventer: Kluwer 2012, p. 18. Zie ook Mearsheimer die stelt dat: ‘Liberalen begrijpen dat er altijd ernstige politieke geschillen zullen zijn tussen individuen en tussen facties. Deze ruzies worden echter beslecht door de staat, die de regels opstelt en handhaaft. De staat is de ultieme scheidsrechter in een proces dat is opgebouwd rond vreedzame conflictoplossing. Het is voorspelbaar dat het politiek liberalisme veel nadruk legt op rechtbanken en de rechtsstaat, omdat het politieke problemen wil oplossen in het rechtssysteem, en niet in de politieke arena’, J.J. Mearsheimer, The Great Delusion: Liberal Dreams and International Realities, New Haven: Yale University Press 2018, p. 52. Zie ook D.F.B. Tucker, Essay on Liberalism: Looking Left and Right, Dordrecht: Springer Science+Business Media 1994, p. 109.
Daarnaast kenmerkt een liberale democratie zich doordat het liberalisme de grootste politieke stroming is. Enkele wezenlijke kenmerken van het liberalisme zijn vrijheid, gelijkheid en individualisme. Dientengevolge bestaat een liberale gemeenschap uit burgers die zichzelf als autonome, gelijkwaardige en rationele actoren beschouwen.
T.M. Scanlon, The Difficulty of Tolerance: Essays in Political Philosophy, New York: Cambridge University Press 2003, p. 14-5.
Anders gezegd, het liberalisme beschouwt burgers gelijkwaardig en streeft ernaar dat burgers in zoveel mogelijk vrijheid kunnen leven. De rol van de staat is bemiddelen wanneer de vrijheden van individuen met elkaar botsen. Omdat er volgens het liberalisme geen definitie is van het goede leven, is het aan het individu om te bepalen wat het goede leven is. Dit brengt met zich mee dat mensen in een liberale democratie er verschillende opvattingen op na houden. Pluralisme is dus een concept dat onlosmakelijk is verbonden met liberalisme. Dit brengt ons naar een volgend belangrijk begrip: tolerantie. Juist vanwege de verschillende en soms ook botsende opvattingen speelt tolerantie een cruciale rol in een liberale democratische rechtsstaat.
Neem bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting. Er zijn liberalen die vinden dat alles geuit kan worden, inclusief hate speech, zolang je maar niet tot geweld oproept. Een andere groep liberalen vindt dat hate speech niet kan worden getolereerd omdat de doelgroep ernstig beschadigd kan worden, en iedereen beschermd moet worden van zowel verbale als non-verbale agressie.
J.J. Mearsheimer, The Great Delusion: Liberal Dreams and International Realities, New Haven: Yale University Press 2018, p. 113.
Ondanks dat tolerantie wordt beschouwd als een kardinale liberale deugd, laat het voorbeeld in de inleiding zien dat er verschillende opvattingen zijn over deze deugd. Bovendien vinden deze uiteenlopende opvattingen plaats op verschillende niveaus van de liberale traditie.
W. Kymlicka, Liberalism, Community, and Culture, Oxford: Clarendon Press 1989, p. 9.
Marin Terpstra en Theo de Wit doen een belangrijke observatie, zij stellen dat er de laatste decennia een verabsolutering van tolerantie heeft plaatsgevonden in liberale samenlevingen. Tolerantie wordt niet alleen toegepast op bijvoorbeeld afwijkend gepraktiseerd religieus geloof, maar ook op onbekende en ‘vreemde’ culturen en heeft geleid naar een soort politieke utopie waarin in afwijken van de standaard de nieuwe norm is geworden. Niet iedereen is hier blij mee en het heeft daardoor ‘een scherpe reactie opgeroepen, waarbij het begrip onderdeel wordt gemaakt van “onze” nationale identiteit en vervolgens polemisch wordt gehanteerd tegen “intolerante” anderen, vooral moslims. Dat gepaard met een nieuw verlangen naar een homogene cultuur waarin voor vreemdheid nauwelijks plaats is, of waarin (in)tolerantie als criterium voor gedragsinterventies gaat fungeren of zelf identiek wordt aan expliciete intolerantie. Het begrip slaat kortom om in zijn tegendeel – en openbaart de paradox van tolerantie: zij is altijd ondergeschikt aan iets hoger dan tolerantie dat niet kan worden gegeven.’
M. Terpstra & T. de Wit, Waarom tolerantie niet de hoogste waarde kan zijn. Over de omgang met heilige zaken, Eindhoven: Uitgeverij Damon 2019, p. 198.
Om beter te begrijpen hoe het concept tolerantie al dan niet thuishoort in liberalisme, is het belangrijk de betekenis van tolerantie verder te ontleden.

Wat is tolerantie niet?

Voordat we nader ingaan op het concept tolerantie, willen wij eerst benadrukken wat we niet bedoelen met tolerantie. Soms wordt tolerantie verward met onverschilligheid of doodzwijgen. Zolang er iets gebeurt waar men geen directe hinder of last van ondervindt, haalt men de schouders op en laat het gebeuren. Dit kan resulteren zoals Egbert Dommering treffend stelt tot tamelijk onverschillig gedrag: ‘Het leidt in de ergste vorm tot groepsgettoïsme (het terugdringen van de afwijkende levensvorm in woonkampen of woonwijken), of beperking tot de privésfeer: het branden van wierookkaarsjes in de huiskamer, flagellatio’s in de slaapkamer of rituele slachtingen in de keuken. Het is allemaal toegelaten, zolang er maar geen overlast voor de buren optreedt doordat gordijnen in brand vliegen, gekrijs door het plafond heen wordt gehoord of bloed onder de drempel in het trappenhuis doorsijpelt. Men sluipt als vreemden langs elkaar heen; de enige reactie is: “De buren van driehoog doen vreemde dingen.”’
E. Dommering, ‘Tolerantie, de Vrijheid van Meningsuiting en de Islam’, ivir.nl juli-oktober 2003, p. 6-7.
Wat bedoelen we wel met tolerantie? Hiermee bedoelen we het je ergens aan storen, maar het toch tolereren. Met andere woorden, we kunnen tolerantie gelijkstellen met verdraagzaamheid. Wij denken dat het attribuut verdraagzaamheid essentieel is voor de definitie van tolerantie. De noodzakelijkheid van deze toevoeging blijkt uit de opmerking die de Engels-Amerikaans filosoof Thomas Paine (1737-1809) maakte over hoe tolerantie een synoniem is van intolerantie. Volgens hem zijn beide despotisme. Degene die tolereert, denkt dat hij de andere toelaat om iets te doen en degene die intolerant is denkt dat hij de vrijheid van geweten van de ander heeft ingeperkt.
T. Paine, The Rights of Man, Raleigh: Alex Catalogue 1998, p. 65.
Volgens de hedendaagse filosoof David Heyd ziet Paine tolerantie slechts als een imitatie van intolerantie, omdat ook tolerantie een negatieve houding vereist tegenover bijvoorbeeld minderheden. Dit omdat minderheden er vaak meningen op nahouden die indruisen tegen de publieke opinie. Men tolereert iets waar men bezwaar tegen heeft omdat de gedraging inferieur wordt geacht. De negatieve houding is bij zowel tolerantie als intolerantie aanwezig en daarom spreekt Paine van slechts een imitatie van intolerantie. Echter, in het liberale politieke denken wordt tolerantie nog steeds superieur geacht. Heyd merkt op dat tolerantie tegenwoordig een negatieve connotatie krijgt, echter onderbouwt hij deze aanname niet.
D. Heyd, ‘What Toleration Is Not,’ in: M. Sardoč (red.), The Palgrave Handbook of Tolera-tion, Cham: Palgrave Macmillan 2022, p. 54-55.
Heyd merkt verder op dat er twee alternatieven zijn voor tolerantie die aan populariteit winnen. Enerzijds is het intolerantie en dit ziet hij vooral jegens religieuze groepen. Anderzijds ziet hij een volledige erkenning van rechten die tot uiting wordt gebracht jegens mensen die behoren tot een seksuele minderheid.
D. Heyd, ‘What Toleration Is Not,’ in: M. Sardoč (red.), The Palgrave Handbook of Toleration, Cham: Palgrave Macmillan 2022, p. 54-55.
Nu deze twee alternatieven verduidelijkt zijn, is er nog een laatste misvatting die veel mensen hebben over tolerantie. Het eerbiedigen van andermans rechten is geen tolerantie. A.J. Cohen schrijft dat rechten van anderen in acht nemen niet verward moet worden met tolerantie tegenover anderen, want bij een recht is er een sterke incorporatie van een plicht voor de ander om niet een obstakel te vormen voor de rechthebbende bij het uitvoeren van de handeling die omschreven is als zijnde een recht. Dit dwingende karakter om geen obstakel te zijn maakt dat er geen sprake is van tolerantie, want men heeft immers geen keus. Dit is in lijn met wat Forst schrijft over de vrije wil als noodzakelijke component voor tolerantie. Het juridische karakter is een andere onderscheidingsfactor.
A.J. Cohen, ‘What toleration is?’, Ethics (115) 2004, afl. 1, p. 68-95.
Ook Heyd is deze mening toegedaan. Hij stelt dat er een cruciaal onderscheid is tussen de eerbiediging van rechten en tolerantie. Hierbij veronderstelt hij dat erkenning van rechten geen bevoegdheid met zich meebrengt om in te grijpen. Hij benadrukt dat macht niet alleen fysiek is, maar ook normatief. Als iemand een eigendomsrecht van iets heeft, dan maakt dat de ander machteloos om daar gebruik van te maken. Op dezelfde manier heeft de regering in een liberale democratie eenvoudigweg niet de macht om iemand zonder een eerlijk proces in de gevangenis te zetten of iemand te vervolgen vanwege iemands religie. Daarom zijn al dit soort onthoudingen van interventie, zowel door individuen als door de overheid, geen uiting van tolerantie.
D. Heyd, ‘What Toleration Is Not,’ in: M. Sardoč (red.), The Palgrave Handbook of Toleration, Cham: Palgrave Macmillan 2022, p. 55, 64.

Wat is tolerantie?

Juist omdat tolerantie een onmisbare rol speelt binnen het liberalisme, zullen wij ons eerst richten op de grondlegger van het liberalisme, John Locke (1632-1704). Als politiek vluchteling schreef hij in Rotterdam zijn beroemde brief over tolerantie: A Letter of Tolerance.
E. Dommering, Het verschil van mening: geschiedenis van een verkeerd begrepen idee, Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker 2016, p. 79.
We zullen nagaan of Locke’s opvattingen over tolerantie ruimte biedt voor afwijkende opvattingen. Alhoewel Locke wordt gezien als de grondlegger van het liberalisme, heeft zijn opvatting over tolerantie betrekking op een christelijke context en nog preciezer: in protestants verband. Hij was van mening dat de verschillende geloofsopvattingen van de verschillende protestantse facties door de staat moesten worden getolereerd. Volgens Locke is het niet aan de staat om religieuze overtuigingen af te dwingen.
K. Greenawalt, Fighting Words: Individuals, Communities, and Liberties of Speech, Princeton: Princeton University Press 1995, p. 124.
In zekere zin pleitte hij toen voor een scheiding tussen kerk en staat, maar het probleem hierbij is dat voor Locke een staat een calvinistische staat is.
E. Dommering, Het verschil van mening: geschiedenis van een verkeerd begrepen idee, Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker 2016, p. 81.
Het is bekend dat Locke atheïsten en katholieken uitsloot van tolerantie.
D.J. Lorenzo, ‘Tradition and Prudence in Locke’s Exceptions to Toleration’, American Journal of Politi-cal Science (47) 2003, afl. 2, p. 248.
Volgens Locke konden katholieken niet worden vertrouwd vanwege hun loyaliteit aan de paus en hun eigen intolerantie. Atheïsten konden niet worden vertrouwd omdat hun toezeggingen en beloftes niet worden gesteund door goddelijke goedkeuring.
J.J. Mearsheimer, The Great Delusion: Liberal Dreams and International Realities, New Haven: Yale University Press 2018, p. 53.
Locke’s concept van tolerantie is problematisch omdat hij van een calvinistische staat uitgaat en niet van een seculiere staat. In een seculiere samenleving hebben burgers niet alleen zeer verschillende opvattingen, maar is er ook geen consensus over de ‘fundamentele aard van wat het gemeenschappelijke “goede” überhaupt is’.
J.J. Mearsheimer, The Great Delusion: Liberal Dreams and International Realities, New Haven: Yale University Press 2018, p. 47.
Daarnaast is Locke’s benadering niet inclusief. Immers, een liberale samenleving is multicultureel en multireligieus. Echter, Locke’s benadering lijkt in bepaalde opzichten niet veel anders dan hoe hedendaagse liberale samenlevingen worstelen met tolerantie en daarin zelfs paradoxaal zijn. We zullen zien dat het begrip tolerantie uitsluitend door een liberale bril wordt gezien en dat er geen tot nauwelijks tolerantie is voor onliberale opvattingen en al helemaal niet voor opvattingen die geassocieerd worden met niet-Westerse landen.
De liberaal politiekfilosoof John Rawls (1921-2002) ziet tolerantie daarentegen als een wijze waarmee verschillen in normen en waarden die niet met elkaar te verenigen zijn toch vreedzaam met elkaar kunnen bestaan.
J. Rawls, ‘The Idea of an Overlapping Consensus’, Oxford Journal of Legal Studies (7) 1987, afl. 1, p. 4.
Volgens hem is dit een overlappende consensus tussen de verschillende groepen mensen in een samenleving die noodzakelijk is om vreedzaam te kunnen leven en konden daarom ook 16e-eeuwse katholieken en protestanten nooit op basis van tolerantie een samenleving vormen. Zodra een van de twee aan de macht zou zijn zouden zij eisen van de heerser dat hij een van de twee zou onderdrukken.
J. Rawls, ‘The Idea of an Overlapping Consensus’, Oxford Journal of Legal Studies (7) 1987, p. 11.
In de komende paragrafen komt hetgeen tolerantie werkelijk betekent aan bod. Wat is tolerantie, wat voor implicaties heeft het en hoe wordt het toegepast in een maatschappij? Tolerantie heeft zowel horizontale als verticale werking. Bij een horizontale werking moet worden gedacht aan twee private groepen of individuen in de samenleving. Bij een verticale werking is het de verhouding tussen de overheid en de burger. Ook moet er een onderscheid worden gemaakt tussen bewuste en onbewuste tolerantie.
R. Forst, ‘Toleration: Concept and Conceptions,’ in: M. Sardoč (red.), The Palgrave Handbook of Toleration, Cham: Palgrave Macmillan 2022, p. 16-18.
Bij bewuste verticale tolerantie zou men kunnen denken aan de overheid die het haar burgers toestaat om moskeeën te bouwen. Moskeeën zijn over het algemeen iets wat niet past bij een seculier land. Het toestaan van het bouwen van iets wat niet past bij het seculiere karakter van een land kan daarom tolerantie tegenover andersdenkenden in hetzelfde land vereisen. Onbewuste tolerantie bij private partijen vertoont zich wanneer een ruimte bijvoorbeeld ter beschikking wordt gesteld voor moslims om het gebed te kunnen verrichten op de werkvloer of het dragen van een hoofddoek op school. Volgens Forst wordt tolerantie gekenmerkt door drie componenten die elk een eigen paradox kennen.
R. Forst, ‘Toleration: Concept and Conceptions,’ in: M. Sardoč (red.), The Palgrave Handbook of Toleration, Cham: Pal-grave Macmillan 2022, p. 12-15.
Allereerst benoemt hij wat in het Engels de objection component wordt genoemd. Bezwaar tegen de uiting is noodzakelijk en dit kan subjectief zijn. Hierbij ontstaat een paradox die hierna geïllustreerd wordt aan de hand van het voorbeeld van rassenhaat. Men heeft bezwaar tegen het andere ras omdat dit als inferieur wordt beschouwd en naarmate het bezwaar groter wordt en de persoon zich onthoudt van onaanvaardbare handelingen wordt de racist toleranter geacht. Echter, de maatschappij kan het racisme niet onbeteugeld laten, omdat het dan tot uiting komt. Hierbij ontstaat een paradox tussen het tolereren van deze racist of het bestrijden van discriminatie. Het tolereren van racisme is niet mogelijk omdat de maatschappij dan zakt door een morele ondergrens.
De tweede component is de acceptance component. Hierbij wordt aanstootgevend gedrag getolereerd. Echter, er zijn ook voordelen en deze voordelen wegen zwaarder waardoor het slechte gedrag geaccepteerd wordt en daarmee getolereerd. Dit veroorzaakt een paradox waarbij de nadelen geaccepteerd worden om de voordelen te verwezenlijken en tolerantie lijkt hier dan geen rol meer te spelen. John Horton stelt dat het kan gaan om pragmatische redenen of omdat belangrijke waarden anders geschonden worden zoals de individuele vrijheid. Aan deze paradox wordt nog een paradox toegevoegd. Het relativeren van de waarheid. Als men de ander veroordeelt dan is dit gebaseerd op superioriteitsgevoel. Volgens Forst is het voorbeeld dat hierbij past het tolereren van religieuze groepen onder het motto van leven en laten leven.
De laatste component die wordt behandeld zijn de grenzen van tolerantie. De eerste grens dat geïdentificeerd wordt is dat tolerantie vereist dat men iets tolereert wat inherent intolerant is tegenover de tolerante persoon. De tweede grens is dat tolerantie ook zelfdestructief kan zijn wanneer men iets tolereert dat tegen de eigen normen en waarden ingaat. Hetgeen dat getolereerd wordt kan dan een gewoonte worden. De normen en waarden van de maatschappij komen vaak tot uiting in de gewoonte van de maatschappij. Degene die tolereert moet ook getolereerd worden. Deze wederkerigheid wordt gezien als de oplossing voor dit limiet.
De discussie omtrent tolerantie zou overbodig zijn in een homogene samenleving. Homogeniteit is echter volgens de politiek theoreticus Michael Walzer een zeldzaamheid. Om homogeniteit te creëren moet er een dominant volk zijn dat het leven van de burgers zo organiseert dat het in lijn is met de geschiedenis. De cultuur van een volk wordt dan door de geschiedenis heen op deze wijze voortgezet en dat maakt de cultuur duurzaam. Het realiseren van dit plan gebeurt middels zaken als educatie, bepaalde symbolen en ceremoniën die gehouden worden en door onder andere de kalender die de staat hanteert met de feestdagen die daaraan gekoppeld zijn. Het politieke apparaat dat hiervoor verantwoordelijk is, organiseert deze instrumenten op een wijze waarbij de instrumenten de voortzetting beogen. De jurist Tim Wolff beargumenteert hetzelfde en noemt het de staat met substantiële oordelen die ertoe moet leiden dat burgers zoveel mogelijk leven volgens een staatsideaal. Oftewel de staat probeert zijn burgers te perfectioneren en er ontstaat een eindproduct genaamd het geperfectioneerde. Het tegenovergestelde van perfectionisme is een staat die zich zoveel mogelijk onthoudt over opvattingen aangaande het goede leven en die individuen zelf hun eigen opvattingen laat vormen over het goede leven. Dit is in grote lijnen het standpunt dat liberalen verdedigen.
T. Wolff, Multiculturalisme & neutraliteit, Amsterdam: Vossiuspers 2006, p. 11.
Interessant is dat Walzer betoogt dat de menselijke passie om te overleven hier de drijfveer voor is. Het streven naar homogeniteit is dus een overlevingsmechanisme van een samenleving. Walzer gaat verder en stelt dat de tolerantie vaak in Westerse maatschappijen beoogd wordt voor het individu. Dit individu wordt in eerste instantie gezien als burger en dan als een lid van een minderheid. Zij hebben dezelfde rechten en plichten en van hen wordt verwacht dat zij bijdragen aan de politieke cultuur van de meerderheid. Vervolgens staat het hen vrij om organisaties op te richten waarmee beide maatschappijen worden gediend. Voor deze groep zijn er (nog) geen juridische bevoegdheden waarmee men de juridische status van een individu binnen deze minderheidsgemeenschap bepaalt. De staat is argwanend tegenover deze burgers en gedragingen die niet lijken op gedragingen van de meerderheid zijn dan ook redenen tot angst. Denk aan het dragen van een hoofddoek in Frankrijk. Lange tijd was het de verwachting dat men zou gaan assimileren wanneer men aanwezig is in het publieke domein en achter gesloten deuren religieus zou zijn. Tot aan de Tweede Wereldoorlog was deze gedachte niet absurd door leuzen als ‘Duits op straat, joods thuis’.
M. Walzer, On Toleration. The Castle Lectures in Ethics, Politics, and Economics, New Haven: Yale University Press 1997, p. 24-26.
Waarom deze houding niet meer als gezond werd gezien spreekt voor zichzelf.
Het voorgaande ging over tolerantie in algemene zin, Walzer gaat daarna expliciet in op religieuze tolerantie. In het westen vindt men het merkwaardig dat kerk en staat op bepaalde plekken in de wereld niet gescheiden kunnen worden. In het westen gaan wij er volgens Walzer onterecht van uit dat dit het enige pad naar tolerantie is. Deze vorm van tolerantie kent zijn voor- en nadelen. De scheiding van kerk en staat werkte in het westen omdat alleen de doctrines verschilden tussen de verschillende kerken. Opvallend is dat hij ook benoemt dat deze vorm van tolerantie eigenlijk alleen maar bedoeld was voor protestanten onderling. Mensen die niet protestants waren, in bijvoorbeeld de Amerikaanse samenleving, werden gedwongen om protestants te worden. De autoriteit van religieuze leiders in andere geloofsgemeenschappen nam af en er werd vaker interreligieus gehuwd, wat in het voordeel van de protestanten uitpakte. Deze tolerantie maakte volgens Walzer het samenleven makkelijker, maar dit samenleven diende het doel om een protestantse levensbeschouwing aan te nemen. In de geschetste Amerikaanse situatie resteerden groepen die zich verzetten tegen het protestantisme. De Amish accepteerden een gemarginaliseerde positie, waarbij zij zich niet bemoeiden met het publieke domein en het publieke domein zich niet zou bemoeien met hun levensbeschouwing. Dit teruggetrokken bestaan kwam niet alleen tot uiting in de geografie, maar ook in het onderwijs. De Amish voorzagen hun kinderen van thuisonderwijs. Thuisonderwijs werd daarna verboden en de Amish moesten hun kinderen naar openbare scholen sturen. Doordat de Amish stellig bleven weigeren werd een compromis gesloten. De kinderen gingen op jonge leeftijd naar openbare scholen, maar de leerplicht verviel eerder. Deze status was mogelijk omdat de Amish accepteerden dat zij in de marge van de samenleving moesten leven, sterker nog, zij omarmden een gemarginaliseerd bestaan.
M. Walzer, On Toleration. The Castle Lectures in Ethics, Politics, and Economics, New Haven: Yale University Press 1997, p. 66-68.
Ook in Europa hebben verschillen tussen religieuze groepen oorlogen veroorzaakt die volgens de rechtsfilosoof Ronald Dworkin (1931-2013) alleen met tolerantie opgelost konden worden.
R. Dworkin, Religion Without God, Cambridge: Harvard University Press 2013, p. 112.
De laatste jaren lijkt er een strijd gaande te zijn tussen religieuzen en niet-religieuzen waarbij tolerantie voor religie buiten de voordeur steeds minder aanwezig lijkt te zijn. Een van de mogelijke redenen is dat men religie als iets irrationeels is gaan zien omdat het merendeel in Nederland inmiddels niet religieus gezind is en religieuzen claimen dat hun religie rationeel is met als bewijs de bronteksten van de desbetreffende religie.
‘Religieuze betrokkenheid; persoonskenmerken’, cbs.nl 29 maart 2024; Dworkin 2013, p. 12.
Een atheïst gelooft niet in deze bronteksten en daarom blijft het voor hem irrationeel. Het opmerkelijke is dat theologen binnen de academische wereld hierin zijn meegegaan zo merkt de filosoof Nicholas Wolterstorff op, volgens hem geheel ten onrechte. Volgens hem is de ratio niet de enige reden om iets als waarheid te zien.
N. Wolterstorff, Justice: Rights and Wrongs, Princeton: Princeton University Press 2007, p. 135.
Tolerantie behoort volgens Heyd tot de categorie thick concepts (dikke concepten). Wanneer men spreekt van een thin concept (dun concept) dan gaat het vaak over termen die over het algemeen hetzelfde betekenen op verschillende plekken in de wereld door verschillende tijdperken heen. Denk aan rechtvaardigheid, belichting en het goede. Dit geldt echter niet voor dikke concepten, deze concepten krijgen een andere invulling afhankelijk van de tijdsgeest. Zo is iemand in verzet voor de één een opstandeling en voor de ander een verzetsheld. Een slaaf die aan slavernij probeert te ontsnappen wordt waarschijnlijk in onze tijd gezien als iemand die voor zichzelf opkomt, maar 300 jaar geleden was het een misdadiger. Tolerantie is dan ook een dik concept want de invulling hieraan is afhankelijk van de moraal van een volk. Moraliteit is inherent afhankelijk van de tijdsgeest. Dunne en dikke concepten uiten zich verder in het feit dat dunne concepten vaak gebruikt worden voor een normatieve invulling en dikke concepten meer afhankelijk zijn van de normen en waarden van een volk volgens het lokale gebruik.
D. Heyd, ‘What Toleration Is Not,’ in: M. Sardoč (red.), The Palgrave Handbook of Toleration, Cham: Palgrave Macmillan 2022, p. 55.
De substantie van moraliteit verschilt per tijdspanne en regio. Wolterstorff bespreekt de geschiedenis achter moraliteit. De wetenschappelijke vooruitgang deed de vraag leven of moraliteit, en volgens Nietzsche was het een zekerheid, niet zou verdwijnen gezien deze gestoeld was op het bestaan van God. De Britse filosoof Jonathan Glover die net zo sceptisch was als Nietzsche dacht dat moraliteit ook zou verdwijnen. Waar Nietzsche opmerkte dat moraliteit in zijn totaliteit zou verdwijnen, dacht Glover dat de mensen nieuwe moraliteit zouden ontwikkelen. Op deze manier kan moraliteit gecreëerd worden die de mensen zou dienen zoals gewenst. Dit beeld dat geschetst wordt is zwaar bekritiseerd door Wolterstorff. Hij schrijft dat miljarden mensen wereldwijd nog steeds geloven in goddelijke morele wetten.
N. Wolterstorff, Justice: Rights and Wrongs, Princeton: Princeton University Press 2007, p. 323.
Ook in de Nederlandse samenleving zijn er religieuze minderheden die er andere morele waarden op nahouden dan de liberale seculiere meerderheid. Er is dus, zoals we eerder al zagen bij Walzer, in Nederland geenszins sprake van een homogene samenleving waar iedereen dezelfde opvattingen heeft, wat met zich meebrengt dat er tolerantie moet zijn voor afwijkende meningen.

Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie en vrijheid van geweten als natuurrecht

Volgens de moderne natuurrechtsleer bestaan er, zoals Nieuwenhuis dit stelt, van nature bepaalde rechten. Het betreft hier mensenrechten die voortvloeien uit de menselijke waardigheid en die dan ook ieder individu toekomen. Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie en vrijheid van geweten zijn specifieke vrijheidsrechten die niet alleen onlosmakelijk verbonden zijn met het fundamentele karakter van liberale democratieën, maar ook een sterk natuurrechtelijk karakter hebben. Zo stelt de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens dat alle mensen bedeeld zijn met geweten en verstand. Bovendien heeft de westerse cultuur het idee dat de geest, het innerlijk of de ziel de essentie van de mens uitmaakt. Juist vanwege de onderlinge verbondenheid van vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie en vrijheid van geweten raakt dwang hier al snel de essentie van de persoon.
A.J. Nieuwenhuis, Over de grens van de vrijheid van meningsuiting, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2015, p. 23.
Dit brengt ons bij een andere tegenhanger van dwang: keuzevrijheid. Vrijheid in zijn algemeenheid wordt door de politiek filosoof Isaiah Berlin (1909-1997) onderscheiden in negatieve vrijheid en positieve vrijheid. Negatieve vrijheid of vrijheid van, impliceert de afwezigheid van dwang. Iemand kan ongehinderd zijn gang gaan zonder het inmengen van anderen.
I. Berlin, Liberty, Incorporating Four Essays on Liberty, Henry Hardy (red.), New York: Oxford Universi-ty Press 2002, p. 169.
Bij positieve vrijheid of vrijheid tot is een persoon iemand die zijn leven kan formuleren en vormen en zijn idealen en doelen kan bereiken, zonder te worden beslist of gedwarsboomd door anderen (interne of externe druk). Dit impliceert dat een mens een actief, rationeel, en bereidwillig wezen is en verantwoordelijkheid draagt voor zijn keuzes.
I. Berlin, ‘Liberty’, in: Henry Hardy (red.), Four Essays on Liberty, New York: Oxford University Press 2002, p. 179-181.
Positieve vrijheid omvat meer dan negatieve vrijheid, het draait om de kernwaarde in het liberalisme: de autonomie van een individu.
H. Blokland, Wegen naar vrijheid: autonomie, emancipatie en cultuur in de westerse wereld, Amsterdam: Boom 2005, p. 122.
Bij autonomie hoort keuzevrijheid, welke een algemeen vrijheidsrecht is en in principe bij iedere gedraging relevant is,
A.J. Nieuwenhuis, Over de grens van de vrijheid van meningsuiting, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2015, p. 24.
zo ook in onze casus. Hierbij moet worden opgemerkt dat het individu moreel onafhankelijk is in het maken van keuzes; het individu bepaalt zelf wat de juiste motieven zijn en in onze casus motiveert een profvoetballer voor zichzelf of hij de One-Love-aanvoerdersband wel of niet draagt. Echter, de commotie die ontstond na de keuze van Kökcü en El Yaakoubi om de One-Love-aanvoerdersband niet te dragen, laat zien dat er voor hen geen keuzevrijheid is en daarmee ook geen gewetensvrijheid. Dit raakt aan de beschrijving van John Rawls over vrijheid in brede zin, namelijk dat een persoon vrij (of onvrij) is van een of meerdere beperkingen om iets wel of niet te doen.
J. Rawls, A Theory of Justice, Cambridge: Belknap Press of Harvard University Press 1999, p. 177.
Rawls is zich ervan bewust dat er meerdere vrijheden, zoals gewetensvrijheid, in een samenleving zijn en dat deze gelijk zijn voor iedereen. Het kan dus niet zo zijn dat de ene klasse van personen een grotere vrijheid heeft dan een andere, of dat vrijheid minder uitgebreid is dan het zou moeten.
J. Rawls, A Theory of Justice, Cambridge: Belknap Press of Harvard University Press 1999, p. 178.
Volgens Rawls is gewetensvrijheid niet gebaseerd op een opvatting die raakt aan rechtvaardigheid. De morele en religieuze vrijheid komt voort uit de gelijkheid van burgers. Gezien de gewichtigheid van dit principe zou de enige reden om deze vrijheden te beperken zijn dat het ten koste gaat van andermans vrijheid. Het niet verplichten van iemand in een liberale samenleving om de standpunten van een ander te verdedigen zou niet betekenen dat dit ten koste gaat van de vrijheid van een ander door direct toedoen. Hoewel op het eerste gezicht de onderhavige kwestie opzienbarend is, namelijk het miskennen van keuzevrijheid en gewetensvrijheid van hen die leven in een liberale democratie, zullen wij in de volgende paragraaf betogen dat dit niet wezensvreemd is in het liberalisme.

De neutrale staat en de paradoxen van liberalisme

We betogen dat niet alleen tolerantie in een liberale staat problematisch is, maar dat een liberale staat faalt om onpartijdig te zijn. Een dergelijk falen is, zoals Larry Alexander opmerkt, onlosmakelijk verbonden met het falen van het liberalisme om een rechtvaardiging te bieden voor het tolereren van onliberale opvattingen. Dit terwijl juist het tolereren van deze onliberale opvattingen voor velen het definitieve kenmerk van het liberalisme is. De grote liberale vrijheden – vrijheid van godsdienst, meningsuiting en vereniging – zijn paradoxaal omdat ze berusten op de notie van ‘epistemische onthouding’.
L. Alexander, Is There a Right of Freedom of Expression?, Cambridge: Cambridge University Press 2005, p. 147. Alexander merkt hierbij op dat deze term van Joseph Raz komt, zie Joseph Raz, ‘Facing diversity: The Case of Epistemic Abstinence,’ Philosophy & Public Affairs 1990, p. 5.
Dit is het idee dat een liberale overheid haar opvattingen over het goede niet kan opleggen aan andersdenkenden; dat zij, als liberale overheid, het goede niet kan kennen. Echter, wanneer het aankomt tot het operationaliseren van het idee dat het liberalisme niet zijn eigen kant kan kiezen in een argument is een onmogelijkheid. Een liberale overheid kan namelijk niet anders dan partijdig zijn, wat betekent dat liberalisme als onpartijdigheid (neutraliteit) van de overheid ten opzichte van religies, verenigingen en expressie een onmogelijkheid is.
L. Alexander, Is There a Right of Freedom of Expression?, Cambridge: Cambridge University Press 2005, p. 147.
Dit is problematisch omdat alle burgers van een liberale democratie behoren tot een politieke gemeenschap (waarin iedereen evenveel rechten als plichten heeft) en tegelijkertijd vaak behoren tot verschillende culturele of religieuze gemeenschappen binnen diezelfde politieke gemeenschap met verschillende opvattingen. Binnen een politieke gemeenschap is dus sprake van cultureel en religieus pluralisme. Maar wat te doen als er twee of meer sterk contrasterende culturele of religieuze gemeenschappen binnen dezelfde politieke gemeenschap bestaan? Dergelijk pluralisme kan dan tot een serieus probleem leiden wanneer de politieke gemeenschap door middel van wetten en regels haar wil gaat opleggen aan verschillende culturele en politieke gemeenschappen. Het probleem wordt vergroot wanneer de politieke gemeenschap wordt gedomineerd door een bepaalde culturele of religieuze gemeenschap en het wordt nog nijpender wanneer de dominante gemeenschap zich niet langer opvat als een aparte gemeenschap, maar zichzelf opvat als de politieke gemeenschap van een liberale staat.
Vergelijk ook Johnathan Chaplin, die stelt dat tolerantie door liberalisme wordt beschouwd als zijn meest fundamentele principes, zie J. Chaplin, ‘How Much Cultural and Religious Pluralism can Liberalism Tolerate?’, in: John Horton (red.), Liberalism, Multicultur-alism and Toleration. Londen: Palgrave Macmillan UK 1993, p. 32.
De partijdigheid van liberalisme kan eenvoudig worden teruggezien in hoe liberalisme omgaat met betrekking tot het niet tolereren van onliberale opvattingen. Het liberalisme claimt tolerantie voor zichzelf en meent hiermee zichzelf te onderscheiden van een andere, zogenaamd meer autoritaire, opvattingen. Echter, zoals Stanley Fish aantekent, is het liberalisme alleen tolerant binnen de ruimte die wordt afgebakend door de werking van de rede. Dit behelst dat iedereen die zich buiten die ruimte begeeft niet wordt getolereerd. Iedereen die buiten de rede treedt wordt niet beschouwd als een volledig vrijgevochten deelnemer aan de marktplaats (van ideeën) waarover de rede de leiding heeft. Hierin verschilt het liberalisme niet van fundamentalisme of van welk ander denksysteem dan ook; want elke ideologie – en liberalisme is een ideologie – moet gebaseerd zijn op een bepaalde basisopvatting van hoe de wereld is. Wordt de wereld bijvoorbeeld opgevat als de schepping van God of is het een verzameling atomen die elkaar per toeval hebben ontmoet? Hoewel de opvattingen van het ontstaan van de wereld kan verschillen, heeft het liberalisme daar geen moeite mee en worden deze opvattingen getolereerd, mits dit binnen de grenzen valt die het liberalisme zelf bepaalt. Met andere woorden, opvattingen die de grenzen van het liberalisme doen vervagen, kunnen niet worden geduld, want anders maakt het liberalisme zichzelf ongeldig. Het moge duidelijk zijn dat alleen opvattingen die gebaseerd zijn op de rede worden getolereerd binnen het liberalisme (liberalisme dat niet vasthoudt aan de rede als de enige legitieme bron is geen liberalisme).
S. Fish, There’s No Such Thing As Free Speech and It’s A Good Thing, Too, New York-Oxford: Oxford University Press 1994, p. 137-138.
Tim Wolff geeft ruiterlijk toe dat het liberalisme partijdig is, zo schrijft hij: ‘… dat liberalisme als politieke theorie inherent een bias heeft, vooringenomen is, ten gunste van bepaalde manieren van leven en ten nadele van andere, zover moeten liberalen schuld bekennen. Dat is inderdaad zo, op de genoemde manier. De liberale staat is niet neutraal tussen manieren van leven die binnen die bandbreedte vallen enerzijds en manieren van leven die buiten die bandbreedte vallen anderzijds. Liberalisme is partijdig, in het voordeel van de eersten en in het nadeel van de laatsten.’
T. Wolff, Multiculturalisme & neutraliteit, Amsterdam: Vossiuspers 2006, p. 119.
Wel benadrukt hij dat de bandbreedte bij liberalisme breder is dan bij andere ‘perfectionistische politieke theorieën.’
T. Wolff, Multiculturalisme & neutraliteit, Amsterdam: Vossiuspers 2006, p. 119.
Dit roept meteen de vraag op: welke manieren van leven vallen binnen die zogenaamde bandbreedte en welke daarbuiten? Kan in ons geval de liberale staat moslims tolereren die er soms onliberale opvattingen op nahouden?
Allereerst geeft Wolff aan dat er onder het liberalisme veel ruimte is voor verschillende opvattingen, activiteiten, idealen, praktijken en rituelen. Wanneer het aankomt op de term neutraliteit, dan geeft hij de voorkeur aan de term antiperfectionisme, omdat het laatste uiting geeft aan het afwijzen van staatsperfectionisme: de door de staat opgedragen manieren van leven. Individuele vrijheid impliceert dat elk individu zelf uit volle overtuiging een levensideaal volgt en dit te prefereren valt boven staatsperfectionisme, ook al is dit levensideaal misschien ‘verkeerd’. Andere termen die in deze context gebruikt worden zijn ‘handen af’ (wanneer een staat het goede wil voorschrijven), ‘kleurenblind’ en ‘goedaardige veronachtzaming’.
T. Wolff, Multiculturalisme & neutraliteit, Amsterdam: Vossiuspers 2006, p. 120-121.
Maar dan zijn we er nog niet. Het liberalisme kan niet alle opvattingen dulden en al helemaal geen opvattingen die ronduit bedreigend zijn voor haar voortbestaan. Stel dat er een politieke partij komt die aangeeft dat zodra zij aan de macht komt, dat er dan een theocratie wordt ingevoerd en dat democratie en een aantal mensenrechten worden afgeschaft. Het moge duidelijk zijn dat dit indruist tegen liberale principes en dat het liberalisme dergelijke opvattingen nooit kan tolereren en in een dergelijk geval geen neutrale houding kan aannemen.
Wat dat betreft verschilt liberalisme in de kern niet veel met religie. Liberalisme is, zoals Alexander het verwoordt, de ‘religie’ van secularisme. Hiermee wordt niet bedoeld dat liberalisme onjuist is of dat antiliberale religieuze opvattingen waar zijn. Hiermee wordt bedoeld dat zowel het liberalisme als antiliberale religieuze opvattingen zich in hetzelfde epistemologische domein bevinden en daarbinnen tegenstrijdige claims maken. Anders gezegd, het liberalisme bevindt zich niet op een ander niveau, waar het neutraal en onpartijdig kan blijven ten opzichte van religieuze controverses die waarheidzoekend zijn binnen een beperkt domein, maar niet binnen het domein van het liberalisme.
L. Alexander, Is There a Right of Freedom of Expression?, Cambridge: Cambridge University Press 2005, p. 163.
Mearsheimer betoogt dat de Verenigde Staten als een liberale democratie zelfs zo ver gaat dat het de wereld over gaat in het bestrijden van ideologieën die een bedreiging vormen voor het liberalisme. Anders gezegd, om het liberalisme in het thuisland te beschermen tegen haar vijanden wordt er hiervoor een actief mondiaal beleid gevoerd. Dit behelst onder andere een actief beleid te voeren om regimeverandering teweeg te brengen met als doel het omverwerpen van autocratieën en het vervangen door liberale democratieën.
J.J. Mearsheimer, The Great Delusion: Liberal Dreams and International Realities, New Haven: Yale University Press 2018, p. 120-121.
Zo heeft de Verenigde Staten decennialang communistische regimes bestreden, ook al waren de leiders democratisch gekozen.
Een voorbeeld hiervan is de dictator Augusto Pinochet (1915-2006) die met behulp van de Amerikanen door een staatsgreep op 11 September 1973 aan de macht kwam. De democratische gekozen Salvador Allende werd door Pinochet afgezet.
Ook in Amerika zelf probeert men ideologieën die als bedreigend voor het liberalisme worden geacht, onwettig te verklaren. Zo heeft toenmalig president Dwight Eisenhower in 1954 met de zogenaamde Communist Control Act of 1954 de Communistische Partij verboden. Dit bracht met zich mee dat het voor leden van communistische organisaties verboden was zitting te nemen in bepaalde volksvertegenwoordigende functies. Met neutraliteit en objectiviteit heeft een dergelijk beleid weinig van doen. We kunnen concluderen dat er grenzen zijn aan tolerantie in het liberalisme, en dit brengt automatisch met zich mee dat het liberalisme niet altijd neutraal kan zijn. Immers, iedere ideologie – en dat is het liberalisme – die wordt bedreigd in haar voortbestaan trekt een grens.

Conclusie

In dit artikel hebben wij geprobeerd antwoord te geven op de centrale onderzoeksvraag: in hoeverre verhoudt de ontstane ophef door afwijkende opvattingen van religieuze minderheden zich tot een liberale democratie?
De casus waarmee dit artikel begon illustreert de intolerantie waar religieuze groepen mee te maken kunnen hebben en laat tegelijkertijd zien dat er verschillend wordt gedacht over tolerantie binnen een liberale democratie. De emancipatie van de lhbtiq+-gemeenschap wordt door een aanzienlijk deel van de Nederlandse samenleving als belangrijk gezien, wat een bepaald verwachtingspatroon van acceptatie voor deze gemeenschap schept. Het weigeren van het dragen van de One-love-aanvoerdersband door enkele profvoetballers vanwege hun geloofsovertuiging wordt opgevat als het niet bijdragen aan de emancipatie van de lhbtiq+-gemeenschap. Tegelijkertijd is er verdeeldheid in de samenleving over of het dragen van een dergelijke aanvoerdersband kan worden opgedrongen. Het lijkt problematisch om de juiste balans te vinden tussen enerzijds acceptatie tonen aan een groep door het uitdragen van een bepaalde boodschap en anderzijds de individuele vrijheid tolereren van spelers om hieraan niet bij te dragen. Moeten individuen hun gewetensvrijheid opgeven om acceptatie uit te stralen tegenover een bepaalde groep in de maatschappij of dient men deze individuen en hun weigering hierin te participeren juist te tolereren? De eerste optie druist volgens ons volledig in tegen de kernwaarde van het liberalisme: de autonomie van het individu. Ook staat dit haaks op belangrijke andere waarden van een liberale democratische rechtsstaat: vrijheid, gelijkheid en individualisme. Burgers worden geacht autonoom, gelijkwaardig en rationeel te zijn. De gelijkwaardigheid en het ontbreken van een definitie van het goede leven brengt met zich mee dat de overheid enkel optreedt wanneer deze individuen en hun vrijheden botsen. Het tolereren van verschillen is de kern geworden van onze maatschappij. Afwijken van de standaard zou de standaard zijn. Tegelijkertijd zijn sommige mensen gaan verlangen naar een homogene cultuur waarin de ‘intolerante ander’ geen plaats heeft. De drang naar een homogene cultuur is het mechanisme om te overleven voor een samenleving die constant verandert. Hier komt een vorm van intolerantie uit die vaak is gericht naar onder andere religieuze groepen.
Tolerantie betekent het tolereren van conflicterende opvattingen zodat men vredig naast elkaar kan leven. Tolerantie kent haar grenzen, maar een liberale democratie doet aan ‘epistemische onthouding’, wat betekent dat zij geen definitie heeft van het goede leven. Men zou zich dan moeten afvragen hoe tolerantie grenzen kan hebben in een liberale samenleving als deze samenleving geen definitie van het goede heeft. Net als elke ideologie probeert ook het liberalisme te overleven en moet het ondanks haar ‘epistemische onthouding’ bepaalde onliberale opvattingen sterk afwijzen die bedreigend zijn voor haar voortbestaan. Dit brengt met zich mee dat een ‘epistemische onthouding’ niet absoluut is. De grens ligt volgens liberalen bij de rede. Alles voorbij de grens van de rede verdient een intolerante houding. Aangezien religie vanuit een seculier oogpunt niet is gebaseerd op de rede, verklaart dit waarom een seculiere maatschappij sneller dan een niet-seculiere maatschappij geneigd is om een intolerante houding aan te nemen tegenover religie en haar aanhangers. Wij hebben in dit artikel betoogd dat alle opvattingen die niet bedreigend zijn voor het voortbestaan van de liberale democratische rechtsstaat, moeten worden getolereerd. Volgens ons moet de door het liberalisme gestelde bandbreedte van acceptabele levensstijlen verder opgerekt worden opdat opvattingen die als ‘fout’ worden gezien door het liberalisme getolereerd worden. De oplossing is dus niet minder liberalisme, maar juist meer liberalisme.
Terugkerend naar onze casus, zijn wij van mening dat het dragen van een dergelijke band vrijwillig dient te gebeuren. Hiermee wordt automatisch recht gedaan aan belangrijke grond- en mensenrechten in een liberale democratie: vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid garanderen de keuzevrijheid van ieder individu.

* Salim Belmoussa is student rechtsgeleerdheid aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam en Theology and Religious Studies aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
** Dr. ing. Razi Quadir is docent aan het Centrum voor Islamitische Theologie, Faculteit Religie en Theologie, Vrije Universiteit Amsterdam.Wij danken prof. mr. Wouter Veraart voor het kritisch lezen en zijn commentaar op eerdere versies van dit artikel.

If you would like to purchase an individual article, please contact info@uitgeverijparis.nl