Lieke Knoups - Severijn Hulshof Advocaten, Leendert van den Berg - Severijn Hulshof Advocaten
Ronald Kousen - Deloitte, Evelien Deijkers - Deloitte
Arjen de Snoo - Houthoff Buruma
Thea Lourens-Nicolai - Nysingh advocaten-notarissen
Ottilie Laan - Endtz & Co advocaten
Toerekening van betaling onder een bankgarantie bij faillissement van de huurder
Uit recente jurisprudentie volgt dat een verhuurder bij het voortijdig eindigen van een huurovereenkomst niet (zonder meer) aanspraak kan maken op vergoeding voor huurderving. Wendt een verhuurder een bankgarantie aan ter voldoening van deze huurderving, dan kan de curator van de verhuurder (terug)betaling vorderen. Een interessante rechtsvraag, die in de praktijk evenwel nog vrijwel onbelicht is gebleven, is die of een curator ook de bevoegdheid heeft aan te wijzen op welke – wel bestaande – vorderingen de bankgarantie in mindering dient te strekken. Een enkele curator heeft zich de afgelopen jaren op het standpunt gesteld dat hij de boedelvordering die op grond van art. 39 Fw ontstaat – huurtermijnen vanaf datum faillissement tot het einde van de huurovereenkomst – kan aanwijzen als de (eerste) vordering waarop een door de huurder gestelde bankgarantie in mindering dient te strekken. Aan de hand van het wettelijk kader, rechtspraak en literatuur, zal in dit artikel worden onderzocht of dit standpunt terecht is.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift