Mr. drs. R. Zwitser
M.H. Pluymen - JPR Advocaten
D.M.A. Gerdes - Kifid, T.R.G. Leyh - Kifid
G.M. Veldt - UL
S.A. Kruisinga - UU
A.L.H. Ernes - OU
O. Böhmer - Van Traa Advocaten
S.M. Oude Alink - Van Traa Advocaten
F. Faes - Kifid, M. Nijland - Kifid
C.J. de Jong - UvA Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS)
H. Logmans - Wetenschappelijk Bureau Hoge Raad, D.H. Smaling - TLN, J. van Velzen - TLN
P.M. Leerink - JPR Advocaten/OU, N.P.H. Borm - JPR Advocaten
J.L. Snijders - FIZ Advocaten
De onderhavige bijdrage gaat over het (lastig geformuleerde) causaliteitsbeginsel van art. 7:930 lid 2 BW. De auteur bespreekt de betekenis van art. 7:930 lid 2 BW. Vervolgens besteedt de auteur aandacht aan de vraag hoe het causaliteitsbeginsel moet worden toegepast indien de verzekeringnemer een feit omtrent het strafrechtelijk verleden heeft verzwegen.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift