Een aantal recente prejudiciële verwijzingen van nationale rechters naar het Hof van Justitie doen de vraag rijzen naar de werking van het principe van wederzijds vertrouwen in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Deze verwijzingen stellen namelijk de afweging tussen wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en de fundamentele rechten van de betrokkenen ter discussie. Dit artikel bestudeert daarom de grondvesten van het beginsel van wederzijds vertrouwen en gaat na hoe het Hof dit principe toepast in recente arresten in deze materie en daardoor het principe verder vormgeeft.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift