Samenhang tussen de economische en sociale (fundamentele) rechten in de rechtspraak van het HvJ EU met betrekking tot het vrije verkeer van vestiging en het vrij verrichten van diensten na het arrest Holship van het EHRM

Het afwegen van economische en andere, vooral sociale, rechten in het kader van de toetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) aan de vrijheden van de interne markt is nogal eens bekritiseerd, vooral na het ‘kwartet’ Viking, Laval, Rüffert en Commissie/Luxemburg. Er zou een presumptie ten gunste van de economische vrijheden aanwezig zijn. Zouden er eventueel andere accenten gezet moeten worden bij deze afweging van economische en sociale fundamentele rechten naar aanleiding van het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de Noorse zaak Holship uit juni 2021? In dit arrest is impliciet kritiek geuit op de door het Hof van Justitie gebruikte afweging. Economische ‘aspecten’ zouden slechts een rol kunnen spelen bij de proportionaliteit en een economische Verdragsvrijheid zou niet op gelijke voet kunnen staan met een grondrecht uit het EVRM. Hierna worden enkele voorstellen gedaan waarbij een goede afweging tussen economische en sociale (fundamentele) rechten gewaarborgd kan worden. Vooral aan de motivering bij zo een botsing zijn iets hogere eisen gewenst.