Mr. P. Verguts
Mr. drs. R. van der Hulle
Mr. J.E. de Boer - IMO Londen
Mr. J.E. de Boer - IMO Londen
Mr. H. van der Wiel - Van der Wiel Advocaten Rotterdam
Mw. mr. S. Niessen - Fac. Rechtsgeleerdheid EUR
Schorsing en stuiting van de CMR-verjaring (artikel 32)
Zowel de schorsing als de stuiting van de verjaringstermijn wordt conform artikel 32 lid 3 CMR beheerst door de wet van het gerecht waarvoor de vordering aanhangig is. Dit met inachtneming van de schriftelijke vordering die tot schorsing leidt (artikel 32 lid 2).
In de drie voor deze bijdrage onderzochte landen (België, Frankrijk en Nederland) blijkt de jurisprudentie op deze punten opvallend gelijkluidend. Dit geldt in het bijzonder wat betreft de voorwaarden waaraan een schriftelijke vordering moet voldoen. De arresten van de drie cassatiehoven liggen in dezelfde lijn – o.m. waar bij herhaling beslist werd dat de vordering de vervoerder moet toelaten zich een goed idee te vormen van de aanspraken van de wederpartij maar deze schriftelijke vordering niet becijferd moet worden om de verjaringstermijn te schorsen. Die overeenstemmende visie dient vanzelfsprekend de door de redacteurs van de conventie beoogde uniformiteit en de rechtszekerheid.
Minder gelijklopend is de rechtspraak i.v.m. de stuiting. Vooral de Franse jurisprudentie stelde zich soepeler op dan deze van de andere landen. Aldus bijvoorbeeld dat, anders dan in België, een dagvaarding ook stuitend werkt indien de rolstelling ter griffie niet is gevolgd. Of de Belgische rechtspraak de zienswijze van de Hoge Raad zal volgen, die oordeelde dat na de schriftelijke vordering een schriftelijke aanmaning of mededeling die conform artikel 3:317 BW stuitend werkt, geen resultaat meer kan opleveren, zal later blijken.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift