Mr. dr. R.L. Herregodts, S.K. Hooijer
Mr. Th.P.J. Hanssen
De tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid van bestuurders van beroepsvennootschappen
In deze bijdrage bespreken we welke verwijten een aan tuchtrecht onderworpen bestuurder van een beroepsvennootschap, mede gelet op het beginsel van persoonlijke verwijtbaarheid, in een tuchtprocedure kunnen worden gemaakt. Dat doen we met name aan de hand van de tuchtnormen, het beginsel van persoonlijke verwijtbaarheid en tuchtrechtelijke jurisprudentie. We formuleren vier typen verwijten die een bestuurder in een tuchtprocedure over het algemeen kunnen worden gemaakt. De jurisprudentie werpt wat ons betreft ook de vraag op of particuliere klagers, zoals cliënten en patiënten, daarover wel zouden moeten kunnen klagen. Die vraag beantwoorden we ontkennend, omdat voor een deugdelijk onderbouwde klacht tegen een bestuurder informatie in de klacht moet zijn opgenomen waarover particuliere klagers over het algemeen niet beschikken. Tot slot roepen we op tot een verkenning van de mogelijkheid voor toezichthouders om een klacht tegen een praktijk in te dienen.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift