Prof. mr. W.J.M. van Veen
De werking van de bindende voordracht (bij benoeming van bestuurders en commissarissen)
In art. 2:133/243 lid 3 BW is bepaald dat indien een bindende voordracht bestaat uit één kandidaat, een besluit over de voordracht tot gevolg heeft dat de kandidaat is benoemd, tenzij aan de voordracht het bindend karakter is ontnomen. De bewoordingen van deze bepaling zijn ambigu, het resultaat ervan is discutabel. Inmiddels dreigt zij ook voor verenigingen en dus ook coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen te worden ingevoerd. In deze bijdrage worden deze bepaling en de daaraan ten grondslag liggende totstandkomingsgeschiedenis aan een nadere beschouwing onderworpen.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift