Prof. dr. S. Madaus, prof. dr. B. Wessels
Mr. dr. G.J.H. van der Sangen
Mr. dr. A.G.H. Klaassen
Vraagpunten betreffende de 403-verklaring. Spijkers met koppen of spijkers op laag water?
In dit artikel gaat de auteur in op de vraag op welke wijze de groepsvrijstelling in art. 2:403 BW tegen de achtergrond van de wettelijke regeling en de rechtspraak van de Hoge Raad moet worden geduid. Nadat de bestaande onduidelijkheden in wetgeving en rechtspraak en de kritiekpunten hierop voor de praktijk in kaart zijn gebracht, stelt de auteur de vraag of de wijze waarop de groepsvrijstelling naar huidig recht wordt geduid – gegeven de kritiekpunten voor de praktijk – ook leidt tot rechtsonzekerheid voor betrokkenen. Kan de zich op de 403-verklaring beroepende consoliderende vennootschap respectievelijk de crediteur van de vrijgestelde groepsmaatschappij op voorhand met enige mate van rechtszekerheid zijn rechtpositie bepalen? Hoewel kritiek op de door de wetgever en de Hoge Raad gemaakte keuzes zeer wel mogelijk is, laat de auteur zien dat de toepassing van het groepsregime voor betrokkenen niet tot een op voorhand rechts onzekere exercitie leidt.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift