De relevantie van het pandrecht voor de bancaire financieringspraktijk. Een terugblik op 25 jaar stil pandrecht sinds de invoering van het nieuw Burgerlijk Wetboek

Bij de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek in 1992 deed de wetgever met het fiduciaverbod (artikel 3:84 lid 3 BW) de overdracht tot zekerheid in de ban. De bancaire financieringspraktijk moest gebruik gaan maken van het stil pandrecht. Het was de bedoeling van de wetgever dat de positie van de bancaire financier niet zou verslechteren door de vervanging van de fiduciaire eigendom door het stil pandrecht.

De auteurs onderzoeken of die doelstelling is bereikt door te analyseren hoe het stil pandrecht in de afgelopen 25 jaar tot ontwikkeling is gekomen in de rechtspraak. Zij bespreken de richtinggevende arresten die de Hoge Raad sinds de introductie van het stil pandrecht heeft gewezen. De auteurs besteden daarbij aandacht aan zowel de vestiging als de uitwinning van pandrecht. Verder gaan zij in op de relevantie van het pandrecht voor de bancaire financieringspraktijk en lichten zij toe waarom ‘zekere zekerheid’ van belang is voor de prijs die kredietnemers betalen voor bancaire financiering.