Prof. mr. D.F.M.M. Zaman, mr. dr. S.A. Kruisinga
Mr. B. Kemp, mr. S. Renssen
Prof. mr. W.J. Slagter
De bevoegdheid van de dwingende ‘moeder’-curator tot eigen faillissementsaanvrage van de onwelwillende dochter
In deze bijdrage staat centraal de vraag of de curator van de moedervennootschap bevoegd is tot het (geven van een opdracht tot het) aanvragen van het faillissement van de dochtervennootschap. Daarbij gaat het om de verhoudingen tussen de curator en de organen van de vennootschap (van zowel de moeder als de dochter). Het Hof Arnhem oordeelde dat de curator niet bevoegd is om het faillissement van de dochtervennootschap aan te vragen, omdat de uitoefening van de bestuurstaak van een dochtervennootschap niet tot het beheer over het vermogen van een moedervennootschap kan worden gerekend. Slechts het bestuur van de dochter is in dezen vertegenwoordigingsbevoegd. Maar mag een curator wel de aan de aandelen verbonden rechten uitoefenen om in de algemene vergadering opdracht te geven tot het aanvragen van het faillissement? Is dit niet in strijd met het vennootschappelijk belang van de dochtervennootschap?
To access te full article you will need a subscription. More information about the subscriptions and prices can be found here.
Subscribe to this journal