Mr. dr. R.A. Wolf
Mr. drs. K.A. den Bieman, mr. dr. J.G.C.M. Galle, mr. M.E.P.A.R. Jans-van Wieringen
Prof. mr. C.A. Schwarz, mr. dr. R.A. Wolf
De aanwijzingsbevoegdheid van het gewijzigde artikel 2:239 lid 4 BW: toepassing, toetsing, afdwingbaarheid en aspecten van aa
De Wet flex-bv geeft op grond van artikel 2:239 lid 4 BW de mogelijkheid instructiebevoegdheid statutair aan een ander orgaan dan het bestuur van de vennootschap toe te kennen. De regeling kenmerkt zich door een dualistisch stelsel van het instructiegevend vennootschapsorgaan en het bestuur. De schrijver analyseert op welke wijze aan de instructieregeling formeel gestalte kan worden gegeven in concernverband. Vervolgens gaat de auteur aan de hand van rechtspraak en literatuur na in hoeverre instructies op de voet van de nieuwe instructieregeling beter afdwingbaar zijn geworden dan onder het voorheen bestaande regime in het licht van de (enquête)rechtspraak, en welke invloed de wettelijk verankerde opvolgplicht van de instructieregeling gevolgen heeft voor bepaalde aspecten van aansprakelijkheid van bestuurders of instructiegever. Daarbij komt hij tot de conclusie dat gebruik van de instructieregeling op zich geen aanleiding vormt voor een vergrote mate van aansprakelijkheidsrisico’s. In dat verband bepleit de auteur dat analoge toepassing van de ‘ernstig verwijt’ premisse uit het arrest Willemsen/NOM niet dient op te gaan in kwesties rondom aansprakelijkheid jegens de instructiegever.
To access te full article you will need a subscription. More information about the subscriptions and prices can be found here.
Subscribe to this journal