Mr. H. Brons, mr. M.R. het Lam
Prof. mr. R. Barents
M.J.M. Verhoeven, R.J.G.M. Widdershoven
H. de Waele
C. Janssens
E. Henny
In het nieuwe art. 19 lid 1 VEU wordt de taak van het Hof enerzijds en die van de nationale rechter anderzijds thans duidelijk verschillend geformuleerd (objectieve wettigheidstoetsing vs. subjectieve rechtmatigheidstoetsing). In dit artikel wordt tegen de achtergrond van het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM en art. 47 Handvest) onderzocht in hoeverre het EU-procesrecht een uitdrukking vormt van de ene of de andere vorm van rechterlijke toetsing en wat de gevolgen zijn voor de positie van partijen en de functie van de Unierechter van het strikte grievenstelsel dat de procesvoering voor het Hof en Gerecht beheerst. Centraal staat de vraag of er aanleiding is tot een kritische bezinning over de functie en inhoud van het EU-procesrecht.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift