Webshop
Journals online
Sign in Shopping cart (0)
Shopping cart
Total
€ 0,00
To shopping cart
Nederlands Flag Nederlands
Paris Legal Publishers
focus on the legal scholar and practitioner
Search in all journals
Home
Journals online
SEW, Tijdschrift voor Europees en economisch recht
SEW Noot 1
Zaak C-872/19 P, Bolivariaanse Republiek Venezuela/Raad

Zaak C-872/19 P, Bolivariaanse Republiek Venezuela/Raad

 

H.C.F.J.A. de Waele en G.B.M. de Vries

Het Hof staat vernietigingsberoepen van derde landen tegen EU-sancties toe – Venezuela/Raad als nieuwe constitutionele bouwsteen voor het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid

 

Zaak C-872/19 P, Bolivariaanse Republiek Venezuela/Raad.

 

Arrest van 22 juni 2021 (Grote kamer), ECLI:EU:C:2021:507; conclusie van A-G G. Hogan van 20 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:37

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) – Beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela – Beroep tot nietigverklaring ingesteld door een derde staat – Ontvankelijkheid – Artikel 263 VWEU, vierde alinea – Procesbevoegdheid – Begrip ‘rechtspersoon’ – Procesbelang – Voorwaarde dat de verzoeker rechtstreeks wordt geraakt door de maatregel waartegen hij beroep heeft ingesteld – Regelgevingshandeling die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt

 

In zijn arrest van 22 juni 2021 oordeelt het Hof van Justitie van de EU dat derde landen (in casu Venezuela) een vernietigingsprocedure kunnen starten tegen beperkende maatregelen (sancties) die ten aanzien van hen zijn aangenomen. Twee aspecten van dit arrest springen in het oog. Het eerste is of een derde land wel kan worden beschouwd als een “natuurlijke of rechtspersoon” in de zin van artikel 263 VWEU, vierde alinea. De meningen van de lidstaten die zich in de zaak hebben gemengd, en expliciet waren uitgenodigd om op deze kwestie te reflecteren, liepen nogal uiteen. Het Hof komt uiteindelijk tot een positieve beantwoording, en houdt zodoende vast aan zijn traditioneel genereuze benadering in de kwalificatie van beroepsgerechtigde rechtspersonen. Het tegenargument dat benadrukte dat het in dit opzicht aan ‘wederkerigheid’ zou ontbreken, mocht niet baten. De houding op dit punt is met name opmerkelijk te noemen wanneer we deze afzetten tegen de roemruchte WTO-rechtspraak, waarin juist het gebrek aan internationale reciprociteit een leidmotief vormde.

Een tweede saillant element in dit arrest betreft de evaluatie van rechtstreekse geraaktheid. Aan deze materie besteedt het Hof opvallend weinig aandacht. De hamvraag is of de getroffen beperkende maatregelen rechtstreekse gevolgen hebben voor de rechtspositie van een entiteit buiten de EU die niet wordt genoemd als marktdeelnemer met wie het verboden is bepaalde transacties te voeren. Het arrest verkondigt met enig aplomb dat er, in tegenstelling tot wat het Gerecht eerder meende, in casu wel degelijk sprake is van rechtstreekse geraaktheid. Deze realistische benadering valt op zich te billijken. Het zou immers anders wel erg gemakkelijk worden om derde landen de mogelijkheid te ontzeggen gebruik te maken van de vernietigingsprocedure, enkel door ze in de beperkende maatregelen niet bij naam te noemen. Tegelijk valt er ook wel wat te zeggen voor een formelere aanvliegroute: immers, moet het eigenlijk wel mogelijk worden geacht om direct geraakt te zijn door beperkende maatregelen wanneer je zelf niet direct partij bent bij een rechtsbetrekking? Naar onze mening is de gemaakte keuze daarom juridisch gezien toch best dubieus. Wellicht is er in de voorliggende zaak in feite sprake van indirecte rechtstreekse geraaktheid, hoe paradoxaal dat ook moge klinken. In het verlengde hiervan plaatsen wij eveneens vraagtekens bij ’s Hofs conclusie dat de beperkende maatregelen geen uitvoeringsmaatregelen behoeven, waardoor een onderzoek naar individuele geraaktheid niet nodig zou zijn.

Het arrest Venezuela/Raad voorziet het constitutionele bouwwerk van de EU van extra cement, met name waar het de rechtsbescherming in het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid betreft. Wat de effecten van het oordeel zijn, moet nog worden afgewacht. Aan het slot van de annotatie staan wij in ieder geval stil bij de mogelijke aanzuigende werking voor derde landen om gebruik te maken van hun ‘nieuwe’ beroepsmogelijkheid, en bij het vermeende chilling effect op de handelingsvrijheid van de Raad.

 

Prof. dr. Henri de Waele is hoogleraar Internationaal en Europees recht, Radboud Universiteit; gastprofessor EU-recht, Universiteit Antwerpen; senior fellow, Center for European Integration Studies, Universiteit Bonn. Guus de Vries LL.M. is docent Europees recht, Radboud Universiteit, en betrokken geweest bij de geannoteerde zaak vanuit de Nederlandse regering in de hoedanigheid van juridisch medewerker bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Alle in dit stuk geventileerde opvattingen zijn strikt persoonlijk

 

Annotatie verschijnt in SEW 2022, nr. 1

+31 (0)575-514299
Contact
Follow us on:
Paris Legal Publishers
PO Box 4083, 7200 BB Zutphen
Waterstraat 5, 7201 HM Zutphen
The Netherlands
E-mail
info@parislegalpublishers.com
Phone
+31 (0)575-514299
Fax
+31 (0)575-514509
CoC
08101480
FAQ
Disclaimer
Terms and conditions
Privacy policy and cookies
© 2025 Uitgeverij Paris