Dit themanummer is gewijd aan de herziening van het BV-recht. Die herziening heeft zijn beslag gekregen in een aantal met elkaar samenhangende wetten tot aanpassing van het vennootschapsrecht: de inmiddels in werking getreden Wet Flexibilisering van het BV-recht, de Wet Bestuur en toezicht en de Wet Aanpassing van het enquêterecht. In dit themanummer worden in zeven bijdragen de gevolgen van deze wetswijzigingen belicht vanuit bepaalde deelaspecten van de BV. Belangrijke thema’s daarin zijn de nieuwe regeling van de kapitaalbescherming en de gevolgen daarvan voor de bestuurdersaansprakelijkheid. M. Olaerts behandelt dat thema vanuit het perspectief van de Wet Bestuur en toezicht, in het bijzondere ten aanzien van de nieuwe invulling van de norm van artikel 2:9 BW. L. Lennarts breekt een lans voor het veel besproken artikel 2:216 BW nieuwe stijl en betoogt dat van een verhoogd risico van aansprakelijkheid geen sprake is. De thematiek van de nieuwe regels voor de kapitaalbescherming wordt vanuit een financieel-economisch perspectief uiteengezet door P. van der Zanden & P.M. van der Zanden, terwijl J.L. van der Streek aandacht besteedt aan de fiscale gevolgen, in het bijzonder op welke wijze de nieuwe regels voor kapitaalbescherming en storting op aandelen de invulling van de deelnemingsvrijstelling beïnvloed. H. Koster bespreekt de wijziging van het begrip aandelen en de gevolgen daarvan voor de regeling van het uitoefenen van zeggenschapsrechten in geval van vruchtgebruik en verpanding van aandelen. Voor de praktijk noopt de herziening van het BV-recht tot een grondige screening en mogelijk aanpassing van bestaande statuten. Deze thematiek, waaronder ook het overgangsrecht in Wet Flex-BV, worden uitgewerkt in de bijdrage van C.A. Schwarz. Het themanummer begint met een ‘tour de horizon’ van het Nederlandse vennootschapsrecht van de hand van G.J.H. van der Sangen & D.F.M.M. Zaman waarin zij de vraag stellen of het landschap van het Nederlandse vennootschapsrecht nog kale plekken vertoont.