Tijdschrift voor de Procespraktijk (TvPP)

De verafrechter

H.M.M. Steenberghe

Maatschappelijk effectieve rechtspraak is ‘hot’. Het is niet zonder meer duidelijk wat precies onder de maatschappelijke effectiviteit van rechtspraak wordt verstaan. In het regeerakkoord staat te lezen dat maatschappelijk effectieve rechtspraak innovatieve wetgeving vereist die ruimte biedt aan de rechter om te experimenteren met eenvoudige procedures die partijen bij elkaar brengen en conflicten niet op de spits drijven. Sedert enige tijd wordt bij diverse gerechten geëxperimenteerd met op maatschappelijke effectiviteit gerichte innovatieve rechtspraak.Voor een goed overzicht verwijs ik naar Kim van der Kraats, ‘Experimenten in de civiele rechtspraak: over integrale kwaliteit en management van verwachtingen’, TCR 2019, afl. 3, p. 111-116. Experimenten met laagdrempelige, informele, snelle en oplossingsgerichte rechters dienen zich met enige regelmaat en met diverse namen aan: de spreekuurrechter in Noord-Nederland, de wijkrechter in Den Haag, de regelrechter in Rotterdam, de overlegrechter in Overijssel en de wijkrechtbank in Eindhoven. Who’s next? Ik draag deze experimenten een warm hart toe. Laagdrempelige toegang tot het recht is de vanzelfsprekende levensader van de zichzelf respecterende rechtsstaat.

 

In deze van experimenten zwangere en daardoor wat onrustige rechtsplegingsdelta, vormt het recent verschenen WODC-eindrapport ‘Naar een nabijheidsrechter?’ van het Montaigne centrum voor rechtsstaat en rechtspleging en de Katholieke Universiteit Leuven een uitstekende bron voor rustige overdenking.De volledige tekst van het rapport is als pdf-document te downloaden via de website van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, wodc.nl. Het rapport is een uitvloeisel van de motie-Segers uit 2016 waarin de Minister van Justitie en Veiligheid wordt verzocht onderzoek te doen naar de haalbaarheid van laagdrempelige rechtspraak in de nabijheid van burgers die effectief en duurzaam bijdraagt aan het oplossen van juridische en maatschappelijke geschillen naar het model van (vooral) de Belgische vrederechter. Het is een interessant rapport. Het rapport bevat onder meer een uitgebreide omschrijving van het functioneren van en het procederen voor de vrederechter in België. Omdat onze naburige vrederechter sedert het einde van de 18e eeuw de tand des tijds heeft doorstaan en heden als een potentieel model voor maatschappelijk effectieve rechtspraak wordt gezien, is het interessant om te lezen wat voor rechter de Belgische vrederechter is en wat hem effectief maakt.

De vrederechter houdt zich bezig met, zoals dat in onverbeterlijk Vlaams heet, dagdagelijkse problemen. In het kort en vooral: alle vorderingen tot € 5000, vorderingen betreffende onroerend goed (huur, pacht, appartementsrecht, erfdienstbaarheden, uithuiszetting krakers), nutsvoorzieningen, beschermingsmaatregelen en bewind en betalingsbevelen tot € 1860. Ondanks het ontbreken van de arbeidszaken doet het takenpakket van de vrederechter sterk denken aan dat van de kantonrechter vóór de verhoging van de competentiegrens van € 5000 naar € 25 000. De vrederechter is bevoegd binnen de grenzen van zijn kanton. België kent, ik zou hier even een stilte willen laten vallen, 162 kantons. Met dat aantal is de nabijheid van de rechter gewaarborgd. Die nabijheid kan nog dichterbij komen door de mogelijkheid dat de vrederechter zitting houdt op een andere locatie, beeldend omschreven als ‘sous l’arbre’.P. 52. Rechtspraak onder de boom, hoe nabij wilt u het hebben? In het rapport zijn verslagen opgenomen van expertmeetings. Ik geef enkele citaten van de weergave van een in België gehouden expertmeeting waaruit de contouren blijken van de maatschappelijke functie van de vrederechter.

 

‘De vrederechter is een baken voor een bepaalde categorie rechtszoekenden die wordt geconfronteerd met kleine, dagdagelijkse problemen. Hij is ook de enige rechter waar rechtszoekende proactief naar toe kunnen gaan en informatie opvragen. Rechtszoekende zetten snel de stap naar de vrederechter met hun vragen.P. 58-59.

Hulp bij het opstellen van een verzoekschrift tot verzoening behoort tot de mogelijkheden.P. 77.

Voor inwoners met een buitenlandse afkomst kan die informatie bijdragen aan het vertrouwen in de Belgische rechtssysteem.

De vrederechters zijn lokaal sterk verankerd in hun kanton. Die kantons hebben soms zeer specifieke problemen, en de werking van het vredegerecht is daaraan aangepast. Dit draagt precies bij aan de laagdrempeligheid.P. 59.

Zowel eisers als gedaagden verschijnen erg frequent in persoon.P. 64.

De rol van de vrederechter is veel breder dan geschilbeslechter. Dit komt tot uiting in zijn taak als verzoeningsrechter.P. 69.

De samenwerking/contacten van vrederechters met andere diensten (wijkagent, milieu-inspecteur, sociaal werkers, woningbouwverenigingen) creëert een grotere maatschappelijke effectiviteit.P. 77.

 

De verzoeningstaak van de vrederechter is wettelijk verankerd in artikel 731 van het Gerechtelijk Wetboek (GW): daarin staat dat het tot de opdracht van de rechter behoort om de partijen te verzoenen. De verzoeningsprocedure is eenvoudig en kosteloos. Op verzoek van één partij, of van beide partijen, kan een zaak ‘ter minnelijke regeling’ aan de bevoegde rechter, en dus ook de vrederechter, worden voorgelegd. Een verzoek kan zelfs mondeling worden gedaan (artikel 732 GW). De verzoeningsprocedure heeft ook tot doel om mensen hun verhaal te laten doen, hen te helpen en te informeren.P. 73.

Sleutelwoorden van de vrederechter zijn: nabij, informatief, informeel en verzoenend. Maatschappelijke effectiviteit in trefwoorden met nabijheid met stip bovenaan. Ik denk dat menig kantonrechter van vóór 2002, het jaar van de integratie van de kantongerechten in de rechtbanken, in deze trefwoorden zijn eigenheid,K.G.F. van der Kraats, De eigen(aardig)heid van de kantonrechter, Over de verschillen tussen het proces(verloop) bij de kantonrechter en de civiele rechter en de betekenis daarvan (diss. Utrecht), Den Haag: Boom juridisch 2017. zal herkennen. Die herkenning verbaast niet, want die trefwoorden behoren tot het profiel van de kantonrechter zoals wij dat al sedert de invoering van de kantonrechter in het Nederlandse rechtsbestel kennen.Van der Kraats 2017, p. 22. De geografische spreiding van de Belgische vrederechter herinnert aan de tijden van de kantonrechters in Nederland van Heerlen tot Helmond, van Brielle tot Emmen en van Hoorn tot Groenlo.

In het rapport wordt, met Van der Kraats, geconstateerd dat de eigenheid van de kantonechter is verwaterd.P. 100 e.v. In het rapport wordt de oorzaak van die verwatering gelegd bij de keuzes die in het verleden (ongetwijfeld met de beste bedoelingen) zijn gemaakt: de integratie van de kantongerechten in de rechtbanken in 2002, de verhoging van de competentiegrens naar € 25 000 in 2012 en het vervallen van de verplichting van de rechtbanken om een sector kanton aan te houden in 2014.P. 101. Kortom de ‘financiële en organisatorische opschaling’Van der Kraats 2017, p. 29. van de kantonrechter als diens judaskus?

In het rapport ‘Naar een nabijheidsrechter’ wordt niet gekozen voor een nieuw ‘instituut’ zoals Van der Kraats heeft bepleitVan der Kraats 2017, p. 208. maar wordt de kantonrechter als vertrekpunt genomen.P. 103. Vervolgens wordt geadviseerd ‘diens aanpak en praktijk’ in een aantal stappen bij te stellen zodat die meer overeenkomen met die van de vrederechter, of – met andere woorden – zodat de kantonrechter weer meer nabij, informatief, informeel en verzoenend wordt. Dat is een goede keuze. Het meest interessante en politiek gevoelige deel van het rapport gaat over wat daarvoor noodzakelijk is. Ik citeer:

 

‘Een volgende niet alleen voor de kosten van de behandeling van zaken, maar ook de inpassing als geheel zeer bepalende factor is de keuze die wordt gemaakt met betrekking tot het aantal locaties waar de kantonrechter/nabijheidsrechter zitting zal houden. (…) Het is duidelijk dat als wordt gekozen voor een spreiding van locaties vergelijkbaar met die in België – ook al is het aantal locaties aldaar in 2017 verminderd met 17% – dit tot aanzienlijke kosten zal leiden. In België gaat het om 162 locaties voor 11 miljoen inwoners, in Nederland momenteel om 31 zittingslocaties voor 17 miljoen inwoners. Het lijkt daarmee onvermijdelijk dat om tot een geloofwaardige inpassing te komen een substantiële uitbreiding van het aantal locaties waar zitting wordt gehouden ten minste serieus te overwegen.’P. 106.

 

‘Waar het gaat om de “gewone” procedure bij de vrederechter, is in België wel een gering “rolrecht” van € 50 verschuldigd, ongeacht de waarde van de vordering. Dit bedrag ligt op een lager niveau dan het laagste griffierecht in kantonzaken in Nederland (€ 81). Bovendien loopt dit bedrag in Nederland, als het gaat om vorderingen met een hoger financieel belang dan € 500, snel op tot honderden euro’s: voor natuurlijke personen € 231 en voor niet-natuurlijke personen € 486. Het lijkt niet te stroken met de doelstellingen van een eventuele inpassing om deze bedragen op dit niveau te houden. De zo gewenste toegankelijkheid en laagdrempeligheid zouden hierdoor alsnog in het geding komen. (…) Maatschappelijke overwegingen zouden hier dienen te prevaleren boven overwegingen van (gedeeltelijke) kostendekking.’P. 107-108.

 

Wie dit op zich laat inwerken kan maar tot één conclusie komen: de (veelal) door efficiency- en financiële overwegingen ingegeven en op schaalvergroting en standaardisering gerichte reorganisaties van de rechtspraak, de verhogingen van het griffierecht en (voeg ik toe) de herziening van de gerechtelijke kaart waardoor 24 kantonlocaties gesloten zijn, hebben de kantonrechter vanuit het perspectief van de burger met zijn dagdagelijkse problemen tot een verafrechter gemaakt. Dat is het beeld in de spiegel die de Belgische vrederechter ons voorhoudt.

Een vrederechter merkte op: ‘(…) dat in een democratische rechtsstaat burgers het recht moeten hebben om hun dagdagelijkse geschillen zelf, in persoon, te kunnen voorleggen aan de rechter.’P. 65. Zo bezien is met de afstand van de kantonrechter tot de burgers een hoge prijs betaald. Want hoe vaak gebeurt het nog dat partijen voor de kantonrechter in persoon procederen? De vraag over de inpassing van de vrederechter in Nederland gaat in de kern om de toegankelijkheid van het recht voor gewone mensen met gewone problemen. Het is veelzeggend en eigenlijk intriest dat rechtszoekenden nu van experimenten afhankelijk zijn om de afstand die voor de burger in de toegang tot het recht is ontstaan, te overbruggen. Daarmee is op de gerechten die aan het experimenteren zijn met een nabijheidsrechter een grote verantwoordelijkheid komen te rusten. Het is aan hen om die afstand te laten zien en effectief te overbruggen. Dat vereist van die gerechten zelfreflectie, moed en geduld. Het zou van moed getuigen indien van de instemmingseis van beide partijen van artikel 96 Rv wordt afgestapt. Het zou ook van moed getuigen wanneer wordt geëxperimenteerd met een lokale spreiding van kleinschalige en flexibele zittingsmogelijkheden. En zou het de herkenbaarheid niet ten goede komen indien de experimenterende gerechten zich zouden kunnen vinden in één naam voor de nabijheidsrechter? De naam kantonrechter is zo gek nog niet.

Experimenteren is zeker nuttig en leerzaam, maar daar waar de toegang tot het recht in het geding is past ook een reflectie op de gevolgen van dominante sturing op efficiency en kostendekking voor de wezenlijke functie van de kantonrechter in de maatschappij. De vraag laat zich stellen of er op het gebied van laagdrempeligheid behoefte aan experimenten zou bestaan indien de Rechtspraak niet zo ten prooi zou zijn gevallen aan bezuinigingen, schaalvergroting en reorganisaties. Wil rechtspraak maatschappelijke effectief zijn en blijven dan dient zij voor burgers zichtbaar, bereikbaar en toegankelijk te zijn.Zie ook R. de Bock, ‘Mijnbouwschade in Groningen, Waar is de civiele rechter?’, NJB 2019, afl. 3, par 1. Zo bezien is maatschappelijke effectiviteit niet zozeer ‘hot’ maar vooral urgent. Met dank aan de vrederechter.