Etiketteren van cosmeticaproducten
Vertaalkosten of organisatorische problemen bij het opnieuw etiketteren van cosmeticaproducten vormen geen rechtvaardiging voor een onvolledige etikettering in de taal van het land waar die producten op de markt worden gebracht
Zaak C-667/19 - A.M.
Arrest van 17 december 2020 (Derde kamer), ECLI:EU:C:2020:1039
De eigenaar van een schoonheidssalon in Polen kocht via een distributeur cosmetische producten (crèmes, maskers en poeders) van een Amerikaanse fabrikant. De informatie op de verpakking van de betrokken producten werd echter uitsluitend in het Engels verstrekt. Door middel van een pictogram (een hand met een open boek) op elk product werd verwezen naar een algemene productcatalogus, die wel informatie in het Pools bevatte over alle producten.
In het kader van een geschil over de aankoop van de producten, rees de vraag of de verpakking strookte met de regels vastgelegd in de cosmeticaverordening (nr. 1223/2009). De Poolse rechter stelde hieromtrent vragen aan het Europees Hof van Justitie.
Bijna twintig jaar na het befaamde Schwarzkopf-arrest (van 13 september 2001, C‑169/99, EU:C:2001:439), heeft het Hof van Justitie aldus opnieuw de gelegenheid gekregen om de EU-regelgeving inzake taalvereisten voor de etikettering van cosmeticaproducten uit te leggen. Het Hof oordeelt volledig in de lijn van zijn eerdere uitspraak en kiest resoluut voor de bescherming van de volksgezondheid. De consument moet geïnformeerd worden over de gebruiksvoorzorgen, de functie en de ingrediënten van cosmetica, in de taal van het land waar het product op de markt wordt gebracht. De distributeur kan niet aan zijn verplichting ontkomen door zich te beroepen op vertaalkosten of organisatorische problemen. Een loutere verwijzing middels een pictogram naar een gedetailleerde productcatalogus (ter vervanging van de aanduidingen op het etiket) volstaat niet.
In de noot wordt er ook op gewezen dat de EU-cosmeticaverordening niet zelf oplegt dat bepaalde vermeldingen op etiketten van cosmeticaproducten dienen gesteld te zijn in de taal/talen van het land waar ze op de markt worden gebracht. Dat wordt overgelaten aan de nationale wetgever. In andere gevallen (bijvoorbeeld voor medicijnen of tabaksproducten) legt de EU-regelgeving daarentegen wél zelf de verplichting op dat de taal/talen van de lidstaat worden gebruikt. In dat verband zou de Europese wetgever, zeker met betrekking tot de bescherming van de consument en de volksgezondheid, in de toekomst meer uniforme taalregelingen moeten uitwerken.
Stefaan van der Jeught