Arrerst Repubblika
Het arrest Repubblika: over de rechtsstaat, de rechterlijke onafhankelijkheid en artikel 49 VEU
Zaak C-896/19, Repubblika
Arrest van 20 april 2021 (Grote Kamer), ECLI:EU:C:2021:311; conclusie van A-G G. Hogan van 17 december 2020, ECLI:EU:C:2020:1055
„Prejudiciële verwijzing – Artikel 2 VEU – Waarden van de Europese Unie – Rechtsstaat – Artikel 49 VEU – Toetreding tot de Unie – Instandhouding van het beschermingsniveau van de waarden van de Unie – Daadwerkelijke rechtsbescherming – Artikel 19 VEU – Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Werkingssfeer – Onafhankelijkheid van de rechters van een lidstaat – Benoemingsprocedure – Bevoegdheid van de minister-president – Betrokkenheid van een commissie voor rechterlijke benoemingen”
In het arrest Repubblika moest het Hof van Justitie zich uitspreken over de verenigbaarheid van het Maltese systeem voor de benoeming van rechters met het beginsel van rechterlijke onafhankelijkheid, zoals gewaarborgd in artikel 19, §1, lid 2 VEU en artikel 47 van het Handvest. Het Hof bevestigt en verfijnt zijn eerdere rechtspraak over de benoeming van rechters en bouwt daarbij voort op de arresten A.K. en A.B. Meer opzienbarend is evenwel het feit dat het Hof zich in deze zaak beroept op artikel 49 VEU. Volgens het Hof volgt uit deze bepaling dat de landen die tot de Unie toetreden, vrijwillig de waarden vervat in artikel 2 VEU zullen respecteren en uitdragen. Hieruit volgt dat de lidstaten geen maatregelen mogen nemen die afbreuk doen aan het niveau van bescherming van deze waarden. Hoewel de precieze contouren van dit nieuwe “non-regressie” principe nog niet helemaal duidelijk zijn, kan het een belangrijke nieuwe toevoeging aan de rechtspraak van het Hof uitmaken, zeker voor wat betreft de rechtsstatelijke achteruitgang in sommige landen.”