Uitgeverij Paris × Close
Expertise en Recht (EeR)
2025 / 2 (april) 1
Redactioneel
  • Hans Henseler

    7 Dieper denken met AI als taalmodellen met een ruimer kortetermijngeheugen gaan redeneren online pdf
Artikel
  • Lex Meulenbroek, Diederik Aben

    OPEN ACCESS
    8 Forensische Opsporingsgerichte Genetische Genealogie (Forensic Investigative Genetic Genealogy; FIGG) online pdf
  • Drs. Marieke van der Molen - NFI

    9 Interview met Wim Van de Voorde en Bart Latten online pdf
  • 10 De deskundigenverklaring online pdf
Jurisprudentie strafrecht
  • 11 Hoge Raad 11 maart 2025 online pdf
Jurisprudentie bestuursrecht
  • 12 Rechtbank Den Haag 27 november 2024 online pdf

Forensische Opsporingsgerichte Genetische Genealogie (Forensic Investigative Genetic Genealogy; FIGG)

25 vragen en antwoorden over deze baanbrekende opsporingsmethode
Toon als PDF
Lex Meulenbroek*, Diederik Aben**
8


In 2018 werd in de Verenigde Staten een nieuwe opsporingsmethode geïntroduceerd: Forensische Opsporingsgerichte Genetische Genealogie (Forensic Investigative Genetic Genealogy; afgekort als FIGG). Deze vorm van forensisch DNA-verwantschapsonderzoek maakt gebruik van genealogische DNA-databanken. Inmiddels zijn hiermee in de Verenigde Staten al doorbraken gerealiseerd in vele honderden vastgelopen zaken, zelfs van decennia oud. Gestimuleerd door deze successen onderzochten diverse opsporingsinstanties wereldwijd of FIGG ook in hun land een bruikbaar en succesvol middel kan zijn voor het vinden van daders van ernstige delicten en het identificeren van onbekende doden. Dit had tot resultaat dat de opsporingsmethode ook in die landen leidde tot doorbraken in zaken waarin nog maar weinig hoop op een oplossing bestond.
Met het oog op de opheldering van vastgelopen ernstige zaken voeren het Openbaar Ministerie, de politie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) een pilot uit om te onderzoeken of FIGG ook in Nederland kan worden ingezet om daders van ernstige delicten op te sporen en om onbekende doden te identificeren. In deze pilot worden alle facetten van deze opsporingsmethode onderzocht, om vast te stellen wat technisch, logistiek en organisatorisch nodig is, maar ook om juridische en privacyaspecten te verkennen.
Op 1 april 2012 werden in het Wetboek van Strafvordering bepalingen opgenomen die een wettelijke grondslag gaven aan het DNA-verwantschapsonderzoek. Onder strikte voorwaarden is het mogelijk om DNA-verwantschapsonderzoek uit te voeren in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en om grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek uit te voeren onder de bevolking. In gevallen waarin dit niet leidt tot een doorbraak, biedt FIGG een laatste redmiddel. Hoe dat kan? Dit artikel geeft aan de hand van vragen en antwoorden uitleg over FIGG.
Door dat alle mensen die op aarde leven of hebben geleefd uiteindelijk aan elkaar verwant zijn, dragen wij allen informatie in ons over alle anderen. Daarmee geldt voor ieder van ons dat wij een (mobiel) knooppunt vormen in een vrijwel onmetelijk complex netwerk van levende en dode mensen. Wij zijn dus allemaal via ons DNA met elkaar verbonden, een wereldwijd netwerk. DNA-verwantschaps-onderzoek maakt gebruik van dit netwerk. Het geeft ons extra mogelijkheden voor het opsporen van onbekende daders van onopgeloste ernstige misdrijven en het identificeren van onbekende doden. DNA stelt ons in staat, met elkaar, de helpende hand te bieden aan slachtoffers, nabestaanden en achterblijvers.

Afbeelding gegenereerd met AI (ChatGPT)

Wat is Forensische Opsporingsgerichte Genetische Genealogie (FIGG)?

Forensische Opsporingsgerichte Genetische Genealogie (Forensic Investigative Genetic Genealogy; afgekort als FIGG) is een opsporingsmethode, waarbij gebruik wordt gemaakt van DNA-verwantschapsonderzoek, genetische genealogie en genealogische DNA-databanken om onbekende daders op te sporen en onbekende doden te identificeren. FIGG wordt gezien als het laatste redmiddel in ernstige zaken waarin van de onbekende vermoedelijke dader of de onbekende dode wel DNA is veiliggesteld, maar waarin dit, ondanks al het aanvullend onderzoek, niet heeft geleid tot een doorbraak in de zaak. FIGG is de forensische toepassing van genetische genealogie.
In april 2018 trokken de doorbraken in twee Amerikaanse cold cases wereldwijd aandacht. Op 9 april maakten de autoriteiten van Miami County, Ohio, bekend dat men er na ruim 37 jaar eindelijk in was geslaagd een vermoorde vrouw (the Buckskin girl) te identificeren. Nog geen twee weken later, op 25 april, kwamen de justitiële autoriteiten in Sacramento, Californië, met nog spectaculairder nieuws. Er was de dag daarvoor een verdachte aangehouden in de omvangrijke, geruchtmakende, veertig jaar oude cold case van de Golden State Killer, die verantwoordelijk wordt gehouden voor minstens dertien moorden, tientallen verkrachtingen en inbraken. Wat deze doorbraken historisch maakte, is de wijze waarop ze werden verkregen: door gebruik te maken van genetische genealogie en genealogische DNA-databanken. In deze databanken laten personen (‘deelnemers’) vrijwillig hun DNA-profiel opslaan om meer te weten te komen over hun afkomst en hun verwanten. Bijvoorbeeld omdat ze op deze manier een specifiek persoon willen vinden, zoals hun biologische vader. Maar de meeste deelnemers gebruiken deze DNA-databanken omdat ze geïnteresseerd zijn in hun stamboom en/of biogeografische herkomst. Stamboomonderzoek met behulp van DNA-onderzoek wordt genetische genealogie genoemd. Bij genetisch genealogisch onderzoek wordt gebruikgemaakt van genealogische DNA-databanken.
De Amerikaanse politie had het DNA-profiel van de Golden State Killer, dat was verkregen uit achtergelaten sporenmateriaal, geüpload in genealogische DNA-databanken. Het DNA Doe Project had hetzelfde gedaan met het DNA-profiel van de onbekende dode vrouw.
Het DNA Doe Project is een non-profitorganisatie van vrijwilligers met als doel onbekende dode mannen en vrouwen (in Amerika John Doe en Jane Doe genoemd) via genetische genealogie te identificeren.
Aan de hand van de verkregen matches met verwanten van de Golden State Killer en met verwanten van de onbekende dode vrouw, konden zij via stamboomonderzoek worden geïdentificeerd.
Naast de naam Forensic Investigative Genetic Genealogy (‘Forensische Opsporingsgerichte Genetische Genealogie’) wordt internationaal ook de naam Forensic Genetic Genealogy (‘Forensische Genetische Genealogie’) gebruikt. Echter, hieronder wordt in de Verenigde Staten al het DNA-verwantschapsonderzoek van juridische aard verstaan, zoals vaderschapsonderzoek, identificatie van gesneuvelde militairen en onderzoek in immigratiezaken. Daarom heeft men internationaal de naam Forensic Investigative Genetic Genealogy geïntroduceerd voor die gevallen waarin het verwantschapsonderzoek plaatsvindt met gebruik van genealogische DNA-databanken en de hiervoor benodigde SNP-DNA-profielen.
De term ‘SNP-DNA-profielen’ zal hieronder worden verklaard. Bovendien is aan het slot van dit artikel een woordenlijst opgenomen waarin deze term eveneens wordt verklaard.
Door vervolgens stamboomonderzoek uit te voeren kan dit genetisch-genealogisch onderzoek leiden naar een investigative lead, een nader te onderzoeken aanwijzing richting een persoon in een strafrechtelijk onderzoek of in een identificatieonderzoek.

In welke landen is FIGG inmiddels toegepast?

FIGG heeft inmiddels in de Verenigde Staten geleid tot doorbraken in vele honderden cold cases. In een groot aantal gevallen was het zeer twijfelachtig of die zonder FIGG ooit zouden zijn opgelost. FIGG wordt ook ingezet als middel voor het identificeren van onbekende doden, zowel wanneer die zijn overleden als gevolg van een misdrijf, als wanneer die op andere wijze om het leven zijn gekomen.
Wereldwijd is deze opsporingsmethode inmiddels met succes toegepast, zoals in Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Ook in Europa heeft FIGG haar intrede gedaan. In Zweden, Noorwegen
H. Aanes, M.D. Vigeland, B. Star, G. Gilfillan, M. Mattingsdal, S. Trøan, M. Strand, L.M. Eide & E.N. Hanssen, ‘Heating up three cold cases in Norway using investigative genetic genealogy’, Forensic Sci. Int.: Genet. 76 (2024) 103217, doi.org/10.1016/j.fsigen.2024.103217.
en Frankrijk zijn hiermee inmiddels oude moordzaken opgelost. Daarnaast lopen er pilots in Estland en Tsjechië en overwegen het Verenigd Koninkrijk en Denemarken om FIGG, onder voorwaarden, toe te staan. Met name de door middel van FIGG in 2020 verkregen doorbraak in het onderzoek naar een in 2004 gepleegde dubbele moord op een achtjarige jongen en een 56-jarige vrouw in het Zweedse Linköping
A. Tillmar, S.A. Fagerholm, J. Staaf, P. Sjölund & R. Ansell, ‘Getting the conclusive lead with investigative genetic genealogy – A successful case study of a 16 year old double murder in Sweden’, Forensic Sci. Int.: Genet. 53 (2021) 102525, doi.org/10.1016/j.fsigen.2021.102525.
baarde internationaal opzien als eerste moordonderzoek buiten de Verenigde Staten waarin de dader dankzij FIGG kon worden ontmaskerd en veroordeeld. Het onderzoek naar de dubbele moord betrof het op één na grootste misdaadonderzoek uit de Zweedse geschiedenis (alleen het onderzoek naar de moord op de Zweedse premier Olof Palme was nog omvangrijker), maar het bleef niettemin – totdat toepassing werd gegeven aan FIGG – zonder het beoogde resultaat. In januari 2025 verscheen over dit onderzoek de vierdelige Netflixserie Genombrottet (The Breakthrough). Op 26 februari 2025 stemde het Zweedse parlement met een ruime meerderheid voor wetgeving die de toepassing van FIGG in het onderzoek naar ernstige, onopgeloste misdrijven reguleert.
Het resultaat van de stemming was: Ja 237; Nee 64; Onthouding van stemmen 0; Afwezig 48. Zie riksdagen.se/sv/webb-tv/video/beslut/beslut-biometri-i-brottsbekampningen_hcc320250226juu18/, op 1:30.
Deze wetgeving zal met ingang van 1 juli 2025 in werking treden.
Zie voor de Zweedse wetgeving: regeringen.se/contentassets/ce31625b71ef43a0b27d5ad470383fc3/biometri-i-brottsbekampningen-prop.-20242537.pdf.
De toepassing van FIGG in een bepaald land betekent nog niet dat er in dat land ook altijd al een specifieke wettelijke basis is voor deze opsporingsmethode. Dat er (nog) geen beleid en/of wetgeving voor FIGG is, wil echter niet per se zeggen dat deze methode niet was toegestaan. Dat moet de rechter uitmaken. Dat het enige tijd kan duren voordat een specifieke wettelijke grondslag wordt gegeven, is te zien in Zweden, waar dit pas vijf jaar na het uitvoeren van de FIGG-pilot gestalte kreeg.

Hoe verloopt het standaard DNA-verwantschapsonderzoek?

Sinds 2012 is in Nederlandse strafzaken – onder stringente voorwaarden – DNA-verwantschapsonderzoek toegestaan. De meest voorkomende manier waarop verwantschapsonderzoek wordt uitgevoerd, is door auto-somale DNA-profielen (STR-DNA-profielen, zie vraag 5) van sporenmateriaal te vergelijken met autosomale DNA-profielen die zijn opgeslagen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Daarbij wordt gezocht naar DNA-profielen van personen die relatief grote overeenkomst hebben en/of overeenkomst op weinig voorkomende DNA-kenmerken hebben met het DNA-profiel van de onbekende persoon. Dit kan duiden op bloed-verwantschap tussen degene van wie het sporenmate-riaal afkomstig is en degene wiens profiel in de databank is opgenomen. Deze vorm van verwantschapsonderzoek met gebruik van de DNA-databank voor strafzaken heet familial searching.
Familial searching is geschikt om genetische eerste-graads verwantschap te achterhalen. Bij DNA-verwantschapsonderzoek wordt onder ‘eerstegraads verwantschap’ zowel ouder-kindverwantschap als een broers-zussenverwantschap verstaan.
Dat wijkt dus af van de regeling in het Nederlands Burgerlijk Wetboek, waarin de verwantschap tussen broers en zussen wordt aangemerkt als een tweedegraads verwantschap (in de zijlijn).
Soms kan met familial searching een neef of nicht worden gevonden.
Daarnaast is er de mogelijkheid van toepassing van Y-chromosomaal DNA-verwantschapsonderzoek in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken of bij grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek onder de bevolking. Alleen mannen beschikken over een Y-chromo-soom. Het Y-chromosoom en het daarin aanwezige Y-chromosomale DNA erft in de regel onveranderd over van vader op zoon. Het Y-chromosomale DNA van een man is daardoor (nagenoeg) identiek aan dat van zijn zoon en zijn vader, zijn broers en alle andere verwanten in de mannelijke lijn, zoals zijn overgrootvader, betovergrootvader et cetera. Daardoor is Y-chromosomaal DNA geschikt om (verre) verwantschap in de mannelijke lijn te achterhalen. Echter bij Y-chromosomaal DNA-verwantschapsonderzoek is de mate (categorie) van verwantschap minder gespecificeerd weer te geven dan bij FIGG.

Wat verklaart het verschil in het succes bij de oplossing van vastgelopen onderzoeken tussen enerzijds FIGG en anderzijds het DNA-verwantschapsonderzoek in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken?

In tegenstelling tot DNA-verwantschapsonderzoek in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken kunnen met FIGG aanzienlijk méér (verre) bloedverwanten worden gevonden. Dat heeft twee redenen. Ten eerste bevatten de genealogische DNA-databanken aanzienlijk meer DNA-profielen, namelijk enkele miljoenen tot tientallen miljoenen, dan de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken, waarin de profielen van op dit moment 410.000 personen zijn opgenomen. Ten tweede kunnen met FIGG naast nabije verwanten ook heel verre verwanten worden gevonden, zoals nakomelingen van voorouders van zes tot acht generaties en soms nog verder terug. Dus, zelfs als zich géén nabije verwanten van de onbekende persoon in de genealogische DNA-databanken bevinden, is er de kans dat deze persoon kan worden opgespoord via verre verwanten die hierin zijn opgenomen. Anders dan bij Y-chromosomaal DNA-onderzoek kan bij toepassing van FIGG de waarschijnlijkste categorie van een gevonden verwantschap worden bepaald, bijvoorbeeld achterachterachterneef of betbetovergrootvader van de onbekende persoon. De mate (categorie) van verwantschap kan zowel in vaders-zijde, als in moederszijde van de stamboom worden gespecificeerd. De grote reikwijdte van FIGG is dus het gevolg van enerzijds de grotere aantallen personen in de genealogische DNA-databanken en anderzijds de mogelijkheid om verdere verwantschap vast te stellen.

Wat is het verschil tussen de DNA-profielen die worden gebruikt bij FIGG en de DNA-profielen van het reguliere forensische DNA-onderzoek?

Voor de DNA-analyse wordt bij FIGG een andere technologie toegepast dan bij het reguliere forensisch DNA-onderzoek. Met de bij toepassing van FIGG verkregen DNA-profielen (zogenoemde SNP-DNA-profielen) is veel diepgaander DNA-verwantschapsonderzoek mogelijk dan met de DNA-profielen (autosomale STR-DNA-profielen)
De termen ‘autosomaal STR-DNA-profiel’ en ‘SNP-DNA-profiel’ worden hieronder verklaard. Bovendien is aan het slot van dit artikel een woordenlijst opgenomen waarin deze termen eveneens worden verklaard.
die bij het reguliere forensische DNA-onderzoek worden gebruikt. Hoe zit dat?
Het totale DNA is in elke menselijke lichaamscel verdeeld over 23 paren chromosomen. Het DNA in de chromosomen bestaat uit lange ketens van paarsgewijs gekoppelde DNA-bouwstenen. Het menselijke (humane) DNA bestaat uit in totaal ongeveer drie miljard van dergelijke bouwsteenparen. De vier mogelijke bouwstenen, ook wel nucleotiden of basen genoemd, zijn adenine (A), thymine (T), cytosine (C) en guanine (G). Hoewel mensen op veruit het grootste deel van hun DNA identiek zijn aan elkaar, bestaan er ook (kleine) verschillen tussen mensen onderling. Die verschillen zijn voor identificatieonderzoek van belang. Alleen eeneiige tweelingen hebben nagenoeg hetzelfde DNA.
Regulier forensisch DNA-onderzoek richt zich op specifieke, zogenoemde ‘hypervariabele’ gebieden die verspreid liggen op het DNA. Het DNA van die gebieden bevat geen genetische informatie over fysieke en psychische eigenschappen van een persoon en het verschilt juist daardoor vaak tussen mensen onderling. Dit maakt onderzoek van die gebieden bij uitstek geschikt voor identificatiedoeleinden.
Deze gebieden bestaan uit zich herhalende korte stukjes DNA (short tandem repeats, afgekort als STR) van bijvoorbeeld vier bouwstenen: ATCC-ATCC-ATCC-ATCC-ATCC-ATCC-ATCC-ATCC. In een hypervariabel gebied kan het aantal herhalingen van zo’n kort stukje DNA per persoon verschillen, met als gevolg dat de lengte van zo’n gebied van persoon tot persoon kan verschillen. Bij het reguliere forensisch DNA-onderzoek wordt van deze hypervariabele gebieden vastgesteld hoe vaak de zich herhalende stukjes DNA voorkomen. Dit wordt uitgedrukt in getallen (in het voorbeeld hierboven: 8), en die getallen geven daarmee de lengtes van deze hypervariabele DNA-gebieden weer. Het resultaat van onderzoek aan meer van die hypervariabele gebieden is een autosomaal STR-DNA-profiel waarin de lengtes van de onderzochte gebieden, de DNA-kenmerken, als een reeks getallen zijn weergegeven.
De huidige forensische autosomale STR-DNA-profielen die door het NFI worden vervaardigd, bevatten de kenmerken van 23 hypervariabele gebieden. Omdat elk gebied twee DNA-kenmerken heeft, één overgeërfd van de vader, en één overgeërfd van de moeder, betreft het autosomale STR-DNA-profiel dat het NFI tegenwoordig vaststelt een reeks van 46 getallen. Autosomale STR-DNA-profielen kunnen worden opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. De auto-somale STR-DNA-profielen zijn zeer geschikt om vast te stellen of een spoor afkomstig kan zijn van een bepaalde persoon, bijvoorbeeld de verdachte, of van een persoon wiens profiel is opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken.
Verwantschapsonderzoek in genealogische DNA-databanken richt zich daarentegen op specifieke posities op het DNA waar relatief veel variaties in een enkele DNA-bouwsteen (een zogenoemd single nucleotide) voorkomen. Die variaties (polymorphisms) liggen verspreid over het gehele DNA en zij worden single nucleotide polymorphisms genoemd, oftewel SNP’s (uitgesproken als ‘snips’). Het gaat hier dus om plaatsen op het DNA waarbij een enkele bouwsteen van het DNA tussen personen kan verschillen, terwijl de omliggende bouwstenen identiek zijn. Door heel veel van deze SNP’s te bepalen wordt een SNP-DNA-profiel (uitgesproken als ‘snip-DNA-profiel’) verkregen. Bij genetisch-genealogisch onderzoek gebruikt men SNP’s die informatief zijn voor het vaststellen van verwantschappen. Zo’n SNP-DNA-profiel bestaat doorgaans uit vele honderdduizenden (tot wel ruim een miljoen) SNP’s, weergegeven in de vier lettercodes van de vier soorten bouwstenen van het DNA (A, T, C en G). Het DNA-profiel dat wordt gebruikt bij verwantschapsonderzoek in genealogische DNA-databanken is daardoor een zeer lange reeks letters. Aan de hand van SNP-DNA-profielen kan worden vastgesteld of personen door verwantschap overeenkomend DNA hebben, waar op het DNA dat het geval is, en hoe groot die overeenkomende stukken DNA zijn. Op basis hiervan wordt de mogelijke mate en waarschijnlijkste categorie van verwantschap vastgesteld. Zie vraag 6.
In strafzaken worden normaal gesproken alleen auto-somale STR-DNA-profielen opgemaakt. SNP-DNA-profielen (letterreeksen) kunnen niet worden vergeleken met autosomale STR-DNA-profielen (getallenreeksen). Ze kunnen daardoor ook niet worden vergeleken met de DNA-profielen die zijn opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken of in andere justitiële DNA-databanken voor strafzaken in het buitenland.
De SNP-DNA-profielen zijn veel diepgaander en fijn-maziger dan de autosomale STR-DNA-profielen. Waar met autosomale STR-DNA-profielen vooral genetische eerstegraads verwanten kunnen worden gevonden (vader/moeder, zoon/dochter, broer/zus) en soms neven en nichten, kunnen met SNP-DNA-profielen ook heel verre verwanten worden gevonden.
De afbeelding onderaan deze pagina laat het verschil zien tussen STR en SNP. STRs zijn korte, zich herhalende stukjes DNA, van doorgaans vier DNA-bouwstenen (hier ‘GATA’). Het aantal keer dat het zich herhalende stukje DNA voorkomt, varieert tussen personen. Voor de personen 1, 2 en 3 is dat respectievelijk 8, 9 en 10 keer. Een SNP is een enkele DNA-bouwsteen die kan variëren tussen personen. De hier uitgebeelde twee SNPs zijn voor persoon 1, 2 en 3 respectievelijk T en C, A en C en A en G.
NB. In dit voorbeeld is een van de twee lengtes (DNA-kenmerken) van het hypervariabele (STR-)gebied weergegeven.
Bron: Lex Meulenbroek, Diederik Aben & Paul Poley, DNA Zoekmachine. Databanken en hun slagkracht bij opsporing en identificatie, Haarlem: Bertram & De Leeuw uitgevers 2021, ISBN 978-94-6156-273-9.

Hoe wordt door het vergelijken van SNP-DNA-profielen verwantschap vastgesteld?

Indien twee personen aan elkaar verwant zijn, zal bij vergelijkend onderzoek van hun SNP-DNA-profielen kunnen worden vastgesteld dat bepaalde onderdelen (segmenten) van het DNA als direct gevolg van deze verwantschap geheel identiek zijn. De door verwantschap overgeërfde DNA-segmenten worden identical by descent (identiek door herkomst) genoemd, afgekort als IBD. Identical by descent (IBD)-DNA is dus een hoeveelheid identiek DNA dat twee personen hebben geërfd van hun recentste gemeenschappelijke voorouders. Hoe meer generaties tussen twee rechtstreeks van elkaar afstammende verwanten liggen, hoe minder DNA van de oudste generatie is overgeërfd op de jongste generatie.
Er zal dan tussen deze twee verwanten minder door verwantschap overgeërfd DNA worden aangetroffen. Dat wil zeggen: (1) een geringer aantal (lange) segmenten IBD-DNA, en (2) minder IBD-DNA in z’n totaliteit. Het aantal lange stukken IBD-DNA en de totale hoeveelheid IBD-DNA vormen daardoor een goede graadmeter voor verwantschap. De vuistregel is: hoe langer de overeenkomende IBD-DNA-segmenten en hoe groter de totale hoeveelheid overeenkomend IBD-DNA, hoe nabijer de verwantschap. Aan de hand hiervan kan worden bepaald welke categorieën van verwantschap tussen de twee verwante personen het waarschijnlijkst zijn.

Wat zijn genealogische DNA-databanken en wat kunnen ze betekenen voor onopgeloste ernstige strafzaken en voor de identificatie van onbekende doden?

Een genealogische DNA-databank is een databank waarin mensen hun DNA-profiel kunnen laten opnemen en vergelijken met die van anderen om familiebanden, voorouders en biogeografische herkomst te traceren. Via genealogische DNA-databanken kunnen particulieren dus op zoek gaan naar hun (verre) verwanten. Vijf grote genealogische DNA-databanken (AncestryDNA, 23andMe, MyHeritage, FamilyTreeDNA en GEDmatch) zijn gevestigd in de Verenigde Staten en bevatten in totaal zo’n 50 miljoen deelnemers. Particulieren over de hele wereld kunnen hiervan gebruikmaken. AncestryDNA, 23andMe, MyHeritage en FamilyTreeDNA zijn zogenoemde direct-to-consumer (DTC)-bedrijven. De particulier die geïnteresseerd is in het achterhalen van verwanten, krijgt desgevraagd een afnamesetje toegestuurd waarmee hij of zij wangslijmvlies of speeksel kan insturen. Hij/zij retourneert het setje per post. Het bedrijf voert daarna een DNA-analyse uit op dit celmateriaal. Nadat het bedrijf het SNP-DNA-profiel heeft opgemaakt en vergeleken met de SNP-DNA-profielen van de deelnemers in hun genealogische DNA-databank ontvangt de particulier een e-mail, met daarin een link naar de resultaten op de site van het DTC-bedrijf. De gevonden matches zijn gerangschikt in aflopende volgorde van hoeveelheid overeenkomend IBD-DNA. Zodoende staan de mogelijk meest nabije verwanten bovenaan de lijst. Zijn er op een later moment nieuwe matches met mogelijke verwanten vastgesteld, dan ontvangt de particulier daarvan telkens per e-mail bericht.
GEDmatch is géén DTC-bedrijf en voert zelf geen DNA-testen uit. Het bedrijf maakt dus geen SNP-DNA-profielen. Het biedt uitsluitend een extra genealogische DNA-databank aan waarin particulieren hun, bij een DTC-bedrijf verkregen SNP-DNA-profiel kunnen uploaden, opslaan en softwarematig laten vergelijken met andere profielen. GEDmatch verleent zogenoemde third party services: een zogenoemd cross platform voor vergelijkend verwantschapsonderzoek. Hierdoor kunnen deelnemers hun DNA-profiel ook vergelijken met dat van deelnemers die hun profiel bij een ander DTC-bedrijf hebben laten vervaardigen.
Strafrechtelijk gebruik van genealogische DNA-data-banken, FIGG, heeft als doel onbekende daders van ernstige misdrijven op te sporen of om onbekende doden te identificeren. Hierbij wordt alleen vergeleken met profielen van mensen in de databank die hiervoor (via een zogenoemde ‘opt-in’) toestemming hebben gegeven. Dit kan alleen in de DNA-databanken van GEDmatch en FamilyTreeDNA; de andere genealogische DNA-databanken staan gebruik door opsporingsinstanties niet toe.
Dat neemt niet weg dat in de VS het gebruik van genealogische DNA-databanken voor opsporingsdoeleinden met behulp van een rechterlijke machtiging zou kunnen worden afgedwongen.
Zie vraag 10 voor welke misdrijven opsporingsinstanties de genealogische DNA-databank van GEDmatch en FamilyTreeDNA mogen gebruiken.

Geven de deelnemers van de genealogische DNA-databanken toestemming voor FIGG en wat is het verschil met het DNA-verwantschapsonderzoek in de DNA-databank voor strafzaken en grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek onder de bevolking?

Bij toepassing van FIGG wordt alleen vergeleken met profielen van personen die hun DNA-profiel in de genea-logische DNA-databank hebben laten opnemen en bovendien toestemming hebben gegeven voor het vergelijken van hun profiel met een DNA-profiel dat door een opsporingsinstantie is geüpload, namelijk door het aanvinken van de opt-in-keuzemogelijkheid.
Bij verwantschapsonderzoek in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken (familial searching) wordt vergeleken met de DNA-profielen van de hierin opgenomen verdachten en veroordeelden. Op grond van de DNA-wetgeving kan bij verwantschapsonderzoek van hun profielen gebruik worden gemaakt. Aan hen wordt hiervoor geen toestemming gevraagd.
Bij grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek onder de bevolking, zoals in de zaken van Marianne Vaatstra, Milica van Doorn en Nicky Verstappen, wordt door justitie aan een grote groep burgers gevraagd vrijwillig hun DNA af te staan voor het oplossen van een specifieke strafzaak. De DNA-profielen van de deelnemers aan dit grootschalige onderzoek worden niet vergeleken met DNA-profielen in andere zaken of in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Nadat het grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek onder de bevolking in de betreffende zaak is afgerond, worden het celmateriaal en de hieruit verkregen DNA-profielen van de deelnemers vernietigd.

Uit welke stappen bestaat FIGG?

In grote lijnen bestaat de procedure van FIGG uit drie onderdelen:
  • genetisch-genealogisch onderzoek in de genealo-gische DNA-databank;
  • stamboomonderzoek;
  • opsporingsonderzoek.
1. Bij het genetisch-genealogisch onderzoek wordt uit celmateriaal van de onbekende persoon (de onbekende vermoedelijke dader of de onbekende dode) een SNP-DNA-profiel opgesteld. Dit SNP-DNA-profiel wordt in de databanken van GEDmatch en/of FamilyTreeDNA geüpload met een ‘opsporingsaccount’ en vergeleken met dat van de deelnemers die daarvoor toestemming hebben gegeven. De in de databank gevonden matches zijn mogelijke verwanten van de onbekende persoon. Bij elke match wordt vermeld: de hoeveelheid overeenkomend IBD-DNA met de onbekende persoon, en op basis hiervan de mogelijke mate en waarschijnlijkste categorie(ën) van verwantschap van de matchende persoon met de onbekende persoon, bijvoorbeeld achterachterachterneef of betbetovergrootvader van de onbekende persoon.
2. Op basis van de bij stap 1 verkregen matches, wordt stamboomonderzoek gedaan. Hierbij wordt gebruik-gemaakt van de beschikbare bronnen, zoals registers van de burgerlijke stand (geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten), en andere (veelal kerkelijke) registers en archieven. Het stamboomonderzoek is erop gericht uit te komen bij een of meer kandidaten voor de onbekende persoon. Een kandidaat is degene van wie door het stamboomonderzoek is gebleken dat hij/zij de corresponderende graden van verwantschap heeft met de matchende personen in de genealogische DNA-databank. Alle andere personen in de doorlopen stambomen zijn slechts tussenstappen om bij de kandidaat of kandidaten uit te komen. Zij komen dus niet zelf als kandidaat in beeld.
3. Met behulp van opsporingsonderzoek door de politie kan meer informatie worden verkregen over de kandidaat of kandidaten. Het is mogelijk dat dergelijk opsporingsonderzoek uitwijst dat een kandidaat de gezochte persoon niet kan zijn. Indien de onderzoeksresultaten doen vermoeden dat een kandidaat de gezochte onbekende persoon is, kan vergelijkend forensisch auto-somaal STR-DNA-onderzoek daarover uitsluitsel geven.

Aan welke basiscriteria en voorwaarden moet een zaak voldoen om in aanmerking te komen voor FIGG?

Het is opvallend dat in de landen waarin toepassing is gegeven aan FIGG of waarin dit wordt overwogen (zie vraag 2), in grote lijnen steeds dezelfde criteria worden gehanteerd voor de vraag of een strafzaak voor deze opsporingsmethode in aanmerking komt. FIGG wordt wereldwijd gezien als een ultiem opsporingsmiddel, waaraan hoge eisen worden gesteld ten aanzien van de proportionaliteit (is de zaak wel ernstig genoeg voor de inzet van zo’n ingrijpend middel?) en subsidiariteit (kan de zaak niet met een minder ingrijpend middel worden onderzocht en opgelost?). Dit betekent in de eerste plaats dat FIGG alleen wordt toegepast in het kader van justitieel onderzoek naar zeer ernstige geweldsdelicten. Niet voor niets hebben de beheerders van de twee genealogische DNA-databanken die het gebruik ervan door opsporingsinstanties toestaan, GEDmatch en FamilyTreeDNA, deze eis ook opgenomen in hun gebruiksvoorwaarden.
In de terms of service van de genealogische DNA-databank FamilyTreeDNA staat beschreven voor welke misdrijven opsporingsinstanties de databank mogen gebruiken: homicide, sexual assault en child abduction.
In de terms of service van GEDmatch is opgenomen: ‘GEDmatch PRO portal to identify the perpetrator of a Violent Crime (where “Violent Crime” is defined as murder, nonnegligent manslaughter, aggravated rape, robbery or aggravated assault) or to identify human remains.’ Zie: gedmatch.com/terms-of-service-november-22-2024/.
Voor GEDmatch geldt bovendien dat voor zover het gaat om het identificeren van onbekende doden, de gehele databank voor profielvergelijking ter beschikking staat. Het SNP-DNA-profiel van een onbekende dode kan daardoor worden vergeleken met de profielen van deelnemers die voor opt-in hebben gekozen, maar ook met profielen van deelnemers die op opt-out staan. De deelnemers van GEDmatch zijn hiervan op de hoogte gesteld.
Dit betekent in de tweede plaats dat het uitsluitend gaat om misdrijven die na uitputtend onderzoek niet zijn opgelost. Het gaat dus steeds om strafzaken waarin tevergeefs alle bestaande opsporingsmiddelen zijn ingezet.
Toegepast op de Nederlandse situatie komen dan dus alleen strafzaken in aanmerking die een zeer ernstig geweldsdelict betreffen en waarin onder meer het toegepaste DNA-onderzoek geen match heeft opgeleverd, niet in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en evenmin in de justitiële DNA-databanken in andere landen, voor zover die voor de Nederlandse justitie toegankelijk zijn. DNA-verwantschapsonderzoek in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken resulteerde niet in een doorbraak. Ten slotte dient een grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek onder de bevolking niet te hebben geleid tot een doorbraak, of is dit grootschalige onderzoek onder de bevolking overwogen, maar wordt het vanwege omstandigheden en mogelijkheden hiervoor niet geschikt geacht.
Voor de toepassing van FIGG ter identificatie van een onbekende dode geldt om dezelfde redenen dat het gaat om gevallen waarin de identiteit van de onbekende dode niet kon worden achterhaald in de DNA-databank Vermiste personen en niet in de internationale DNA-databank Vermiste personen van Interpol.
Om praktische redenen moet bij toepassing van FIGG in strafzaken van de onbekende, vermoedelijke dader DNA-materiaal beschikbaar zijn van zodanige kwaliteit en hoeveelheid dat hiervan een voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikt SNP-DNA-profiel kan worden bepaald. De toepassing van FIGG ter identificatie van onbekende doden vergt eveneens dat van die persoon voldoende DNA-materiaal van voldoende kwaliteit beschikbaar is. Overigens kan door de voortgaande technische ontwikkelingen uit steeds kleinere hoeveelheden DNA-materiaal en/of kwalitatief minder optimaal DNA-materiaal een SNP-DNA-profiel worden verkregen.
Naast de hierboven beschreven basiscriteria wordt per zaak geïnventariseerd of de toepassing van FIGG als kansrijk kan worden ingeschat. Bij de kans op succes kunnen verschillende feiten en omstandigheden een rol spelen. Wat is er wel al bekend over de vermoedelijke dader of de te identificeren dode? Daarbij kan bijvoorbeeld de biogeografische herkomst van de onbekende persoon een rol spelen. Aan de bij FIGG gebruikte genealogische DNA-databanken nemen vooral personen deel met wortels (deels) in Noordwest-Europa, zodat verwacht mag worden dat de kans op het verkrijgen van matches toeneemt indien (verre) verwanten van de onbekende persoon afkomstig zijn uit dit werelddeel. Daarnaast zijn de voor stamboomonderzoek noodzakelijke persoonshistorische bronnen (bevolkingsregisters en andere registraties) niet in alle delen van de wereld even goed beschikbaar en/of goed toegankelijk.

Is het gebruik van genealogische DNA-databanken in strafzaken juridisch toegestaan?

DNA-profielen en ook het celmateriaal waaruit DNA-profielen worden vervaardigd, worden beschouwd als ‘persoonsgegevens’. Daarop is privacyregelgeving van toepassing. Genetische gegevens waarmee een persoon kan worden geïdentificeerd mogen niet worden gebruikt en verwerkt, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Zo mogen DNA-profielen alleen worden gebruikt en verwerkt als dit strikt noodzakelijk is, en dit met inacht-neming van passende waarborgen die in de wet zijn vastgelegd.
Het Wetboek van Strafvordering (afgekort tot: Sv) laat op zichzelf toe dat DNA-profielen worden gebruikt voor DNA-verwantschapsonderzoek, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Bij de totstandkoming van de huidige DNA-wetgeving is echter niet specifiek voorzien in de mogelijkheid van het gebruik van genealogische DNA-databanken. Daardoor komt de vraag op of FIGG een voldoende wettelijke grondslag heeft. Totdat de hoogste rechter zich over deze vraag heeft uitgelaten, bestaat over het antwoord hierop onzekerheid.
Het Nederlandse Openbaar Ministerie is van oordeel dat voor FIGG voldoende wettelijke grondslag bestaat en het heeft om die reden opdracht gegeven voor de toepassing van FIGG in een pilot met volledig vastgelopen cold cases. Het Openbaar Ministerie baseert zich hierbij onder meer op de volgende wettelijke bepalingen.
Artikel 138a Sv omschrijft DNA-onderzoek als ‘het onderzoek van celmateriaal dat slechts gericht is op het vergelijken van DNA-profielen, het vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van de onbekende verdachte of het onbekende slachtoffer of het vaststellen van verwantschap’. Er is naar het oordeel van het Openbaar Ministerie geen reden om aan te nemen dat de bij FIGG gebruikte SNP-DNA-profielen buiten het bereik van deze definitiebepaling vallen.
Artikel 151da Sv bepaalt dat het verbod om genetische gegevens te verwerken niet van toepassing is indien in het belang van het opsporingsonderzoek een DNA-onderzoek wordt verricht dat gericht is op het vaststellen van verwantschap. Artikel 151da Sv omschrijft de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voordat mag worden overgegaan tot het DNA-verwantschapsonderzoek. Zo moet sprake zijn van een ernstig strafbaar feit.
Het SNP-DNA-profiel van de onbekende vermoedelijke dader en het SNP-DNA-profiel van het onbekende overleden slachtoffer van een misdrijf mogen worden vergeleken met DNA-profielen van ‘derden’ om een mogelijk verwantschap vast te stellen. Deze ‘derden’ zijn bij de toepassing van FIGG de deelnemers van de twee genealogische DNA-databanken die gebruik door opsporingsdiensten toestaan. Deze deelnemers hebben vrijwillig celmateriaal afgestaan voor het vervaardigen van een DNA-profiel en ze hebben toestemming gegeven voor het vergelijken van hun DNA-profiel met het DNA-profiel van een onbekende persoon dat door een opsporings-instantie is geüpload.
Wij roepen in herinnering dat GEDmatch geen DNA-profielen maakt. De deelnemers van GEDmatch hebben hun SNP-DNA-profiel bij een van de direct-to-consumer (DTC)-bedrijven laten opmaken en hun profiel vervolgens zelf geüpload in de databank van GEDmatch.
Bij de toepassing van FIGG hoeven de Nederlandse auto-riteiten dus geen celmateriaal af te nemen van derden en krijgen de Nederlandse autoriteiten ook geen inzage in de DNA-profielen van deze derden. De Nederlandse autoriteiten ontvangen op hun opsporingsaccount alleen een lijst met matches, telkens onder vermelding van de hoeveelheid overeenkomend IBD-DNA tussen de matchende persoon en de onbekende persoon, en op basis hiervan de mogelijke mate en categorie van verwantschap met de onbekende persoon.
Het Openbaar Ministerie is van oordeel dat op deze wijze aan de wettelijke voorwaarden wordt voldaan. Bovendien vraagt de officier van justitie aan de rechter-commissaris in elke afzonderlijke zaak om een schriftelijke machtiging voor de uitvoering van dit type DNA-verwantschapsonderzoek. Zodoende beoordeelt ook een onafhankelijke rechter, namelijk de rechter-commissaris, of het DNA-verwantschapsonderzoek in de onderzochte zaak noodzakelijk is en of aan de overige wettelijke voorwaarden is voldaan.

Waarom moet de rechter-commissaris om toestemming worden gevraagd voor de toepassing van FIGG?

De officier van justitie is zelfstandig bevoegd om te bevelen dat vergelijkend DNA-onderzoek of DNA-verwantschapsonderzoek wordt uitgevoerd, dus zonder dat hij daarvoor de voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris nodig heeft. Het Wetboek van Strafvordering bevat op deze regel twee specifieke uitzonderingen die het Openbaar Ministerie ertoe hebben gebracht om voorafgaand aan de toepassing van FIGG in een concrete zaak steeds een machtiging van de rechter-commissaris te vragen.
Allereerst bepaalt artikel 151a lid 1 Sv dat aan een groep van vijftien derden of meer slechts na schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris kan worden verzocht om met het oog op (het gewone) vergelijkend DNA-onderzoek celmateriaal af te staan. Dit betekent dat voor grootschalig vergelijkend DNA-onderzoek onder de bevolking zo’n voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris nodig is.
In de tweede plaats geldt dat als DNA-verwantschaps-onderzoek wordt uitgevoerd met gebruik van DNA-profielen die zijn opgeslagen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken (familial searching), de officier van justitie op grond van artikel 151da lid 1 Sv aan de rechter-commissaris een voorafgaande machtiging moet vragen. Die is nodig omdat bij familial searching een vergelijking plaatsvindt met de DNA-profielen van de verdachten en veroordeelden die in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken zijn opgenomen. De DNA-profielen van veroordeelden en verdachten zijn hierin doorgaans niet met hun instemming opgenomen, maar als gevolg van het verplichtend karakter van DNA-wetgeving. Aan veroordeelden en verdachten wordt dan ook geen toestemming gevraagd voor deelname aan DNA-verwantschapsonderzoek. Om aan hun rechten en belangen tegemoet te komen bepaalt de wet dat een onafhankelijke toets van de rechter-commissaris nodig is.
Hoewel dit niet met zoveel woorden uit de wet blijkt, wordt uit de voorgaande twee bepalingen afgeleid dat ook bij grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek onder de bevolking een voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris is vereist.
Strikt genomen is de situatie bij toepassing van FIGG anders dan in de gevallen die hiervoor zijn beschreven. De deelnemers in een genealogische DNA-databank hebben op eigen initiatief celmateriaal afgestaan en hoeven dus niet op verzoek van opsporingsinstanties alsnog celmateriaal af te staan. Bovendien gaat het bij de toepassing van FIGG niet om het gebruik van de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken, waarin DNA-profielen zijn opgenomen van personen aan wie niet wordt gevraagd om in te stemmen met het gebruik van hun DNA-profiel voor verwantschapsonderzoek. De deelnemers in een genealogische DNA-databank hebben vrijwillig hun DNA-profiel in de databank laten opnemen en daarbij – door een opt-in – expliciet toestemming gegeven voor de vergelijking van hun profiel met het door een opsporingsinstantie geüploade DNA-profiel van een onbekende persoon.
Ondanks de verschillen met de gevallen die in de wet zijn geregeld, vindt het Openbaar Ministerie dat voor de zorgvuldigheid ook voorafgaande aan de toepassing van FIGG de machtiging van de rechter-commissaris moet worden gevraagd.

Geldt het resultaat van FIGG als bewijsmiddel?

FIGG is een opsporingsmiddel, geen bewijsmiddel. Wanneer een persoon als kandidaat voor de onbekende persoon (de vermoedelijke dader of de onbekende dode) in beeld komt, zal het rechercheonderzoek zich op deze kandidaat richten. Dit rechercheonderzoek kan uitwijzen dat de kandidaat niet de onbekende persoon is. Indien de onderzoeksresultaten doen vermoeden dat de kandidaat wél de onbekende persoon is, kan – onder bepaalde voorwaarden – door regulier vergelijkend forensisch DNA-onderzoek het autosomale STR-DNA-profiel van de kandidaat worden vergeleken met dat van het door de vermoedelijke dader achtergelaten spoor of dat van de onbekende dode. Indien het autosomale STR-DNA-profiel van de kandidaat volledig overeenkomt met dat van de onbekende persoon, zal dit onderzoeks-resultaat in een strafzaak voor het bewijs kunnen worden gebruikt.

De genealogische DNA-databanken zijn gevestigd in de Verenigde Staten. Heeft het gebruik van deze DNA-databanken dan wel zin in Nederlandse strafzaken?

Het gebruik van genealogische DNA-databanken heeft ook in Nederlandse strafzaken zin. Naar inschatting hebben veel inwoners van Nederland hun DNA-profiel in een genealogische DNA-databank laten opnemen. Bovendien hebben veel inwoners van de Verenigde Staten hun wortels (deels) in Noordwest-Europa. Relatief veel deelnemers van genealogische DNA-databanken zijn van (deels) Noordwest-Europese herkomst. Hierdoor kunnen DNA-profielen van (verre) verwanten van onbekende vermoedelijke daders van Nederlandse strafzaken en van onbekende doden in die genealogische DNA-databanken zijn opgenomen. Zie ook vraag 22.

Hoe groot is de kans dat een zaak met behulp van FIGG wordt opgelost?

Dit valt niet op voorhand aan te geven. Vooraf is onbekend of in de gebruikte genealogische DNA-databanken (GEDmatch en FamilyTreeDNA) profielen zijn opgenomen van verwanten van de onbekende vermoedelijke dader of de onbekende dode. Het succes van het hierop volgend stamboomonderzoek hangt af van de beschikbaarheid en volledigheid van de persoonsarchieven en bevolkingsregisters. Tot slot wordt de kans op succes bepaald door de beschikbare hoeveelheid tactische en technische informatie over de onbekende persoon, en de kwaliteit van deze informatie. Welke informatie en gegevens zijn al wel bekend over deze persoon? Welke inzichten geven demografische gegevens, zoals het geslacht, de leeftijd, de relatie tot de plaats delict en/of tot het slachtoffer, de woonplaats, de nationaliteit, het beroep, enzovoort? De drie succesfactoren – (1) de uitkomst van de zoekactie in de genealogische DNA-databank, (2) de beschikbaarheid en toegankelijkheid van persoonshistorische bronnen in het herkomstgebied van de verwanten én (3) de beschikbare hoeveelheid tactische en technische informatie over de onbekende persoon – bepalen voor een belangrijk deel hoeveel tijd moet worden gestoken in het stamboomonderzoek en het identificeren van de onbekende persoon.
Het bereik van genealogische DNA-databanken is vele malen groter dan het aantal personen dat daarin is opgenomen. Wetenschappers hebben berekend hoe groot de kans is dat van iemand wiens profiel in de genealogische DNA-databank is opgenomen (relatief) nabije verwanten worden gevonden.
Y. Erlich, T. Shor, I. Pe’er & S. Carmi, ‘Identity inference of genomic data using long-range familial searches’, Science 2018, Vol. 362, Issue 6415, p. 690-694, science.sciencemag.org/content/362/6415/690.
De grootte van die kans hangt uiteraard af van het aantal deelnemers in de databank. Bij een betrekkelijk representatieve deelname van 2% van een populatie kan van bijna iedereen in die populatie een achterachterneef/nicht of nabijere verwant worden gevonden. In meer dan 40% van de gevallen wordt bij een deelname van 2% van de populatie zelfs een achterneef/nicht of nabijere verwant gevonden.
In theorie is het daardoor zo dat als 2% van de bevolking zijn DNA-profiel heeft geüpload in een genealogische DNA-databank en instemt met het gebruik van dat profiel voor het oplossen van misdrijven en het identificeren van onbekende doden, met deze techniek bijna elke onbekende persoon kan worden geïdentificeerd.

Sturen opsporingsinstanties DNA-materiaal naar de genealogische DNA-databank en welke informatie verkrijgt de genealogische DNA-databank?

Nee, bij de toepassing van FIGG stuurt de opsporings-instantie (in de Nederlandse praktijk zal dat het NFI zijn, in opdracht van het Openbaar Ministerie) géén celmateriaal van de onbekende persoon naar de genealogische DNA-databank. De enige informatie die het NFI naar de genealogische DNA-databank verzendt, is de letterreeks van het SNP-DNA-profiel. Dit profiel wordt door het NFI vastgesteld. Het SNP-DNA-profiel wordt onder een speciale code geüpload in de DNA-databank. De code is alleen herleidbaar door justitie. De vergelijking in de databank is een ‘one way-vergelijking’: het door de opsporingsdienst geüploade profiel van de onbekende persoon wordt vergeleken met dat van de deelnemers die daarvoor toestemming hebben gegeven. De beheerder van het opsporingsaccount krijgt bericht over de aangetroffen matches, maar personen van wie het profiel met het geüploade profiel matcht krijgen hiervan geen bericht. Na het verwantschapsonderzoek wordt het SNP-DNA-profiel uit de genealogische DNA-databank verwijderd.

Welke gegevens krijgt het NFI van de genealogische DNA-databanken over de verwanten die worden gevonden?

Als resultaat van het vergelijkend onderzoek ontvangt het NFI van de genealogische DNA-databank een overzicht van de mogelijke verwanten van de onbekende persoon. Dat zijn de matches. De enige informatie die het NFI van de databank over deze matches ontvangt, betreft de hoeveelheid overeenkomend IBD-DNA tussen deze personen en de onbekende persoon, en op basis hiervan de mogelijke mate en waarschijnlijkste categorie van verwantschap van deze matchende personen met de onbekende persoon. Daarnaast zijn de naam en leeftijdscategorie (bijvoorbeeld 20-29 jaar) vermeld die de matchende personen zelf hebben ingevoerd om met anderen en met de opsporingsinstantie te delen. Via een link kan een matchende persoon worden benaderd. Het NFI krijgt geen inzage in de DNA-profielen van de matchende personen.

De genealogische DNA-databank geeft een lijst met mogelijke verwanten. Volgt dan stamboomonderzoek?

Aan de hand van de verkregen matches inventariseert de specialist in genealogisch onderzoek of het met stamboomonderzoek haalbaar is om de onbekende persoon te identificeren. De kans op een succesvolle identificatie van de onbekende persoon hangt in de eerste plaats af van de gegevens over de eventuele verwanten van de onbekende persoon (de matches) die bij de zoekactie in de genealogische DNA-databank worden verkregen. Het gaat daarbij om de mate van verwantschap van die mogelijke verwanten met de onbekende persoon en om het aantal mogelijke verwanten. Hoe nabijer de verwant-schap is, hoe groter de kans dat het stamboomonderzoek zal slagen en hoe beperkter het stamboomonderzoek in omvang kan blijven. Hoe groter het aantal mogelijke verwanten dat in de databank wordt gevonden, hoe sneller het onderzoek kan worden beperkt tot bepaalde, gemeenschappelijke takken in de stamboom.
Andere succesfactoren van het stamboomonderzoek zijn de beschikbaarheid van persoonshistorische bronnen in het herkomstgebied van de verwanten en de kwantiteit en de kwaliteit van de al aanwezige tactische en technische informatie.
Wanneer de genealoog de kans op succes – mede gelet op de beschikbare middelen en tijd – reëel acht, kan een aanvang worden gemaakt met het stamboom-onderzoek.

Hoe gaat in grote lijnen het stamboomonderzoek?

Bij het stamboomonderzoek onderzoekt de genealoog aan de hand van de informatie uit de databank of zich onder de matches (de verkregen mogelijke verwanten van de onbekende persoon) personen bevinden die ook onderling in een bepaalde mate verwant zijn (zogenoemde clusters). Aan de hand van die clusters kan mogelijk een verwantschapsnetwerk worden samengesteld waarbinnen meer doelgericht kan worden gezocht naar de onbekende persoon. De verwanten van de onbekende persoon die onderling ook verwant zijn, hebben een gemeenschappelijk voorouderpaar in een bepaalde tak van de stamboom van de onbekende persoon. Wanneer er meer clusters worden gevonden, zoekt de genealoog naar de verbindingen tussen de clusters.
Op basis van de verkregen verwanten worden eerst omhoog in de kwartierstaat (een stamboom met alle voorouders van zowel vaders- als moederszijde), dus terug naar het verleden, de recentste gemeenschappelijke voorouders vastgesteld. Vanaf deze recentste gemeenschappelijke voorouders wordt een parenteel gemaakt, dus gaat het stamboomonderzoek vanuit het verleden richting het heden om afstammelingen van deze recentste gemeenschappelijke voorouders in kaart te brengen, om zo dicht mogelijk uit te komen bij de onbekende persoon.
De genealogen verrichten hun stamboomonderzoek op basis van historische bronnen met persoonsinformatie, waaronder de registers van de burgerlijke stand en andere bevolkingsregisters.
Stamboomonderzoek leidt, als het gunstig verloopt, steeds verder in de richting van kandidaten voor de onbekende persoon. De bedoeling is met stamboom-onderzoek uit te komen bij een beperkt aantal kandidaten. Daarbij neemt de genealoog bijvoorbeeld demografische gegevens (geslacht, leeftijd, uiterlijk, woongebied etc.) van de onbekende persoon en andere tactische informatie in aanmerking. Het kan zijn dat gericht DNA-onderzoek nodig is om stamboomtakken uit te sluiten. De noodzaak hiervan moet door de officier van justitie worden afgewogen.
Wanneer een kandidaat in beeld is en het opsporings-onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het NFI met regulier forensisch autosomaal STR-DNA-onderzoek vaststellen of het autosomale STR-DNA-profiel van het spoor overeenkomt met dat van de kandidaat. Het resultaat hiervan kan uitsluitsel geven over de identiteit van de onbekende persoon.
Illustraties stamboomonderzoek
Op basis van het door verwantschap overeenkomend DNA zijn er in de genealogische DNA-databank bijvoorbeeld vier vermoedelijke meest nabije verwanten (A, B, C en D) gevonden van de onbekende persoon (?). Hiermee wordt het stamboomonderzoek uitgevoerd.
Het stamboomonderzoek gaat eerst terug in de tijd, omhoog in de stambomen. Tot en met de generaties van de recentste gemeenschappelijke voorouders van de onbekende persoon (?) en de vermoedelijke verwanten (A, B, C en D). In dit voorbeeld hebben A en B en de onbekende persoon gemeenschappelijke voorouders (betbetovergrootouders), en hebben C en D en de onbekende persoon andere gemeenschappelijke voorouders (betovergrootouders).
Vanaf deze recentste gemeenschappelijke voorouders gaat het stamboomonderzoek vanuit het verleden richting het heden. Omlaag in de stamboom worden alle afstammelingen van deze voorouders in kaart gebracht, om zo dicht mogelijk uit te komen bij de onbekende persoon (hier aangeduid met !).
Bron: Lex Meulenbroek, Diederik Aben & Paul Poley, DNA Zoekmachine. Databanken en hun slagkracht bij opsporing en identificatie, Haarlem: Bertram & De Leeuw uitgevers 2021, ISBN 978-94-6156-273-9.

Worden veel mensen tijdens het stamboomonderzoek verdachte?

Het Openbaar Ministerie en de politie zijn specifiek op zoek naar de identiteit van de onbekende persoon. De aangetroffen verwanten in de genealogische DNA-databank (de matches) en de personen binnen de te door-lopen stamboomroutes zijn geen onderwerp van onderzoek en geen potentiële verdachten, maar slechts de tussenstappen binnen dat stamboomnetwerk op weg naar de kandidaat of kandidaten voor de onbekende persoon.
Bij wijze van voorbeeld. Bij de zoekactie in de genealogische DNA-databank worden twee matches, (mogelijke) verwanten, gevonden. Verwant 1 is een derdegraads neef en verwant 2 een vijfdegraads neef van de onbekende persoon. Alleen een persoon die na stamboom-onderzoek zowel derdegraads neef van verwant 1 is als vijfdegraads neef van verwant 2 blijkt te zijn, is een kandidaat voor de onbekende persoon. Alle tussenliggende personen in de stamboom voldoen al niet aan de mate van verwantschap met verwant 1 en/of verwant 2. Het is wel mogelijk dat twee broers kandidaat zijn, omdat beiden derdegraads neef van verwant 1 en vijfdegraads neef van verwant 2 zijn. Dat maakt deze kandidaten echter niet beiden verdachte.
Uit het onderzoek van de politie is over de dader mogelijk tactische en technische informatie bekend geworden. Met deze informatie wordt rekening gehouden. Denk hierbij aan het geslacht, de geschatte leeftijd, de relatie tot de plaats delict en/of tot het slachtoffer, de mogelijke woonplaats, nationaliteit en beroep, enzovoort. Ook door (DNA-)onderzoek verkregen informatie over uiterlijk waarneembare persoonskenmerken zoals oog-, haar- en huidskleur en informatie over de biogeografische herkomst kan van belang zijn. De officier van justitie beoordeelt of een kandidaat voor de onbekende persoon als verdachte kan worden aangemerkt.

Weten de personen in de genealogische DNA-databanken dat hun gegevens en profielen kunnen worden gebruikt voor het oplossen van strafzaken?

Alleen GEDmatch en FamilyTreeDNA staan het gebruik van hun genealogische DNA-databanken door opsporingsinstanties toe, zij het onder stringente voorwaarden. Bij het toepassen van FIGG kunnen dan ook alleen deze twee genealogische DNA-databanken worden gebruikt. GEDmatch en FamilyTreeDNA hanteren de zogenoemde ‘opt-in-regeling’. Dat betekent dat de deelnemers van deze databanken moeten aangeven of hun profiel ook mag worden gebruikt voor het oplossen van ernstige strafzaken. De deelnemers die voor opt-in hebben gekozen en van wie het SNP-DNA-profiel matcht met het SNP-DNA-profiel dat door een opsporingsinstantie is geüpload, worden van deze match niet op de hoogte gesteld.

Hebben voldoende deelnemers van GEDmatch en FamilyTreeDNA gekozen voor opt-in?

Het totaal aantal deelnemers in GEDmatch en Family-TreeDNA is respectievelijk ongeveer 2 miljoen en 1,7 miljoen. GEDmatch en FamilyTreeDNA geven geen informatie over de exacte aantallen van hun deelnemers die voor opt-in hebben gekozen. Inschatting is dat het er momenteel in totaal zo’n 2 miljoen zijn en dit aantal is groeiende. De ervaringen van opsporingsinstanties in landen waarin FIGG is ingezet, wijzen uit dat het aantal deelnemers dat in de genealogische DNA-databanken GEDmatch en FamilyTreeDNA voor opt-in heeft gekozen, voldoende kan zijn voor een succesvolle toepassing van FIGG.

Familieleden van personen die zich in genealogische DNA-databanken hebben laten opnemen, hebben geen keuze gehad om mee te werken. Wordt hiermee rekening gehouden?

Inherent aan de toepassing van FIGG is dat deelnemers aan genealogische DNA-databanken die voor opt-in hebben gekozen, bijdragen aan justitieel onderzoek. Daarmee wordt indirect bereikt dat ook stamboominformatie wordt verkregen van hun verwanten, doorgaans zonder dat die verwanten daarvan op de hoogte zijn. Het enorme bereik van genealogische DNA-databanken wordt dus gerealiseerd zonder dat eenieder die binnen dat bereik valt daarvan op de hoogte is. Daar staat tegenover dat slechts een enkeling binnen dat bereik daadwerkelijk bij de opsporingsinstanties in beeld komt. Het tijdens FIGG uitgevoerde stamboomonderzoek is niet meer dan een route die over een verwantschapsnetwerk wordt gevolgd om uit te komen bij één of meer kandidaten voor de onbekende persoon. Met de gegevens van verwanten wordt verder niets gedaan, zij zijn slechts de treden op de weg naar een kandidaat. Alleen naar de kandidaat of kandidaten voor de onbekende persoon wordt opsporingsonderzoek verricht, voor zover demografische en andere tactische gegevens de kandidaat niet reeds uitsluiten.
De hiervoor beschreven privacyproblematiek speelt overigens evenzeer bij verwantschapsonderzoek in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken (familial searching) en bij grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek onder de bevolking. Aan de veroordeelden en verdachten die zijn opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken wordt geen toestemming gevraagd; hun verplichte ‘deelneming’ aan de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken kent een wettelijke basis. Aan hun verwanten wordt evenmin instemming gevraagd voor het gebruik van het DNA-profiel van hun naaste voor opsporingsdoeleinden.
Deelneming aan een grootschalig DNA-verwantschaps-onderzoek onder de bevolking vindt plaats op basis van vrijwilligheid. Van deelnemers wordt dan ook de uitdrukkelijke instemming met het gebruik van hun DNA-profiel voor opsporingsdoeleinden gevraagd, maar niet van hun verwanten.

Hoe verhoudt de inbreuk op de privacy van verwanten bij FIGG zich tot de inbreuk op de privacy bij ander opsporingsonderzoek?

Bij beschouwingen over de vraag in welke mate een opsporingsmethode inbreuk maakt op de privacy van onschuldige derden, moet ook het alternatief in ogenschouw worden genomen. Welk onderzoek zou plaatsvinden en in welke mate wordt daardoor inbreuk gemaakt op de privacy indien FIGG niet zou (kunnen) worden toegepast? Vooropgesteld zij dat het gaat om ernstige, langlopende en complexe cold cases die veel opsporingscapaciteit en geld kosten. Hoe verhouden zich de ingrijpendheid en de kosten van onderzoek dat in dergelijke gevallen onder de huidige condities wordt uitgevoerd ten opzichte van die bij toepassing van FIGG?
Op basis van getuigenverklaringen of compositie-tekeningen of in grootschalige DNA-onderzoeken onder de bevolking kunnen zeer veel onschuldige burgers worden gevraagd hun DNA af te staan. Ook is het mogelijk dat een grote groep personen op een andere wijze door de politie wordt onderzocht, of indirect in beeld komt. Denk daarbij aan internet- en telefoontaps, het onderzoeken van computers, observatie en het stelselmatig inwinnen van informatie zonder dat kenbaar is dat dit onderzoek door een opsporingsambtenaar wordt verricht. Zo zijn in de zaak van de Golden State Killer talloze personen door de politie ondervraagd en gevolgd. Decennialang werden – naar wat bleken te zijn – false leads nagetrokken. Er zijn zo’n achtduizend personen als verdachte in beeld gekomen en driehonderd personen moesten hun DNA afstaan. In totaal waren zeshonderdvijftig politiemensen van vijftien Law Enforcement Agencies en de FBI bij het onderzoek betrokken en omvatte de zaak zodoende ruim tweehonderdduizend uur politiewerk. De totale kosten van al het onderzoek werden geschat op meer dan tien miljoen dollar. Ook in de zaak van de dubbele moord in het Zweedse Linköping, die uiteindelijk in 2020 door middel van FIGG werd opgelost, zijn de cijfers indrukwekkend. In al die jaren dat het onderzoek duurde, hoorde de politie meer dan negenduizend personen, stonden zesenhalfduizend jonge mannen vrijwillig hun DNA af, werden veertigduizend documenten opgesteld en maar liefst dertienhonderd zelfmoorden onderzocht. Dergelijke onderzoeken hebben een enorme impact op de privacy van veel mensen.
Dit geldt ook voor de omvangrijke onderzoeken van moordzaken in Nederland, zoals die van Marianne Vaatstra, Milica van Doorn en Nicky Verstappen. Het opsporingsonderzoek in deze langdurig lopende zaken is buitengewoon omvangrijk geweest, waarbij telkens alle beschikbare mogelijkheden en middelen werden ingezet. Daarbij zijn veel personen onderzocht. Uiteindelijk werden deze drie zaken opgelost door grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek onder de bevolking. Dat betroffen logistiek immense operaties.
Het aantal personen dat bij FIGG gericht in beeld komt, zal zich doorgaans beperken tot diegenen die als kandidaat voor de onbekende persoon uit het stamboom-onderzoek naar voren komen. Het uitvoeren van FIGG kan dus per saldo leiden tot een vermindering van het aantal personen van wie de privacy wordt geraakt, zeker in vergelijking met grootschalig DNA-verwantschaps-onderzoek onder de bevolking. Uit ervaringen in de Verenigde Staten en andere landen blijkt dat de toepassing van FIGG gerichter en sneller leidt tot het oplossen van complexe, ernstige strafzaken, en dit zonder de zeer hoge kosten en opsporingscapaciteit die dergelijke onderzoeken onder de huidige condities vergen. Daarbij komt ook de vraag op of die zaken zonder toepassing van FIGG überhaupt zouden zijn opgelost. In nagenoeg al deze zaken waren door de jaren heen tevergeefs alle beschikbare opsporingsmiddelen ingezet.

Welke zaken worden in de pilot FIGG onderzocht?

De pilot FIGG die het OM, het NFI en de politie uitvoert, richt zich in eerste instantie op twee zaken uit Limburg.
In de ene zaak is DNA-materiaal beschikbaar van de onbekende vermoedelijke dader van de zogenoemde ‘Heuvelmoord’. Die zaak betreft de gewelddadige overval op een man en een vrouw in hun woning in Berg en Terblijt (Limburg) in de avond van 14 augustus 2004. De 68-jarige man is door toediening van ongeveer tachtig messteken om het leven gebracht. De vrouw is zwaargewond geraakt, onder andere doordat de dader een bloempot stukgooide op het hoofd van de vrouw terwijl zij gewond op de grond lag. Zij ontwaakte na tien dagen uit een coma. Ondanks uitgebreid en langdurig onderzoek, de verspreiding van een compositietekening, het uitloven van een beloning voor de gouden tip en de aanwezigheid van veel bloedsporen van de dader, is de identiteit van de dader tot nu toe onbekend gebleven.
De andere zaak waarin FIGG wordt ingezet betreft het onderzoek naar de identiteit van het vrouwelijke slachtoffer van een geweldsmisdrijf, van wie het lichaam op 6 januari 2013 werd gevonden aan de oever van de Maas bij de Pietersplas te Maastricht.
De rechter-commissaris heeft in beide zaken op vordering van het Openbaar Ministerie een machtiging verleend voor het gebruik van twee genealogische DNA-databanken voor de toepassing van FIGG. Hiermee heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat er een juridische grondslag is voor FIGG en dat deze opsporingsmethode in de twee zaken toelaatbaar is. Het Openbaar Ministerie onderzoekt de mogelijkheid om binnen de pilot FIGG in te zetten in enkele andere ernstige, tot op heden onopgeloste zaken.
In de zoektocht naar de waarheid over de toedracht van een ernstig delict of de identiteit van een onbekend gebleven dode kan verwantschap een sleutel-rol spelen. Met behulp van genetische genealogie kunnen namelijk verbanden worden gelegd die met andere middelen onzichtbaar blijven. Dat dit verband loopt over een verwantschapsnetwerk heeft een symbolische meerwaarde. Van familie moet je het hebben.

Verklarende begrippenlijst

Autosomaal STR-DNA-profiel: type DNA-profiel dat wordt gebruikt bij het reguliere forensisch DNA-onderzoek. Het autosomale STR-DNA-profiel is doorgaans opgebouwd uit 23 zogenoemde STR’s (short tandem repeats). STR’s zijn specifieke hypervariabele gebieden op het DNA, waarvan de lengtes verschillen van persoon tot persoon. De lengtes van deze gebieden worden bij DNA-onderzoek vastgesteld en weergegeven in getallen. Het autosomale STR-DNA-profiel is daardoor een getallenreeks.
Forensische Opsporingsgerichte Genetische Genealogie (Forensic Investigative GeneticGenealogy; FIGG): opsporingsmethode, waarbij gebruik wordt gemaakt van genetische genealogie en genealogische DNA-databanken om onbekende daders op te sporen en onbekende doden te identificeren. Het is de forensische toepassing van genetische genealogie met gebruikmaking van genealogische DNA-databanken.
Genealogie: stamboomonderzoek; onderzoek naar verwantschapsrelaties in onder andere primaire bronnen, zoals registers van de burgerlijke stand (geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten) en andere (vooral kerkelijke) bevolkingsregisters.
Genealogische DNA-databank: databank met SNP-DNA-profielen van personen die hieraan deelnemen om (verre) verwanten te zoeken en om hun biogeografische herkomst te achterhalen.
Genetische genealogie: stamboomonderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van DNA-onderzoek en genealogische DNA-databanken.
Kandidaat: degene van wie door het stamboom-onderzoek is gebleken dat hij/zij de corresponderende graden van verwantschap heeft met de matchende personen in de genealogische DNA-databank. Alleen deze persoon komt als mogelijke verdachte of de onbekende dode in beeld. Op deze persoon zal het rechercheonderzoek zich richten. Door regulier vergelijkend forensisch DNA-onderzoek wordt het autosomale STR-DNA-profiel van de kandidaat vergeleken met dat van het spoor of van de onbekende dode.
Kwartierstaat: het overzicht van alle voorouders van een persoon, van zowel vaders- als moederszijde. Bij het opmaken van de kwartierstaat gaat de genealoog terug in de tijd, speurt in de richting van heden naar verleden, op zoek naar voorouders, ouders van voorouders, enzovoort. Bij elke generatie terug in de tijd, verdubbelt noodzakelijkerwijze het aantal voorouders ten opzichte van de vorige generatie. Het begrip ‘kwartierstaat’ is afgeleid uit de vier kwartieren van een wapenschild, waarin de wapens van de vier grootouders werden geplaatst. De persoon van wie de kwartierstaat is opgemaakt, is de kwartierdrager of proband(us).
Parenteel: het overzicht van alle nakomelingen, zowel de mannelijke als de vrouwelijke lijn, van het oudste bekende voorouderpaar (stamvader en stammoeder) van een bepaalde persoon. Bij het opmaken van de parenteel gaat de genealoog in de tijdsrichting van verleden naar heden, op zoek naar de afstammelingen.
SNP-DNA-profiel: type DNA-profiel dat wordt gebruikt bij genetisch-genealogisch onderzoek met behulp van genealogische DNA-databanken. Het SNP-DNA-profiel is opgebouwd uit vele honderdduizenden zogenoemde SNP’s (single nucleotide polymorphisms; uitgesproken als ‘snips’). SNP’s zijn specifieke posities op het DNA waar relatief veel variaties in een enkele DNA-bouwsteen (een zogenoemd single nucleotide) voorkomen. Die variaties (polymorphisms) liggen verspreid over het gehele DNA. Een SNP-DNA-profiel wordt weergegeven in de vier letters van de vier soorten bouwstenen van het DNA (A, T, C en G). Het DNA-profiel dat wordt gebruikt bij verwantschapsonderzoek in genealogische DNA-databanken is daardoor een (zeer lange) letterreeks.
Y-chromosomaal STR-DNA-profiel: type DNA-profiel dat wordt gebruikt bij aanvullend forensisch DNA-onderzoek (zoals in zedenzaken en bij DNA-verwantschapsonderzoek). Alleen mannen hebben Y-chromosomaal DNA. Y-chromosomaal DNA erft in de regel onveranderd over van vader op zoon. Alle mannen in dezelfde mannelijke lijn hebben daardoor hetzelfde Y-chromosomale DNA en dus ook hetzelfde Y-chromosomale DNA-profiel. Het Y-chromosomale STR-DNA-profiel is opgebouwd uit doorgaans 23 zogenoemde STR’s (short tandem repeats). STR’s zijn specifieke hyper-variabele gebieden op het DNA, waarvan de lengtes verschillen van persoon tot persoon. De lengtes van deze gebieden worden vastgesteld en weergegeven in getallen. Het Y-chromosomale STR-DNA-profiel is daardoor een getallenreeks.

Meer informatie

Boeken
Lex Meulenbroek & Diederik Aben, Een hooiberg vol spelden. Het gebruik van genealogische DNA-databanken bij opsporing en identificatie, Zutphen: Uitgeverij Paris 2019, ISBN 978-94-6251-212-2.
Lex Meulenbroek, Diederik Aben & Paul Poley, DNA Zoekmachine. Databanken en hun slagkracht bij opsporing en identificatie, Haarlem: Bertram & De Leeuw uitgevers 2021, ISBN 978-94-6156-273-9.
Lex Meulenbroek & Diederik Aben, ‘Een goudmijn vol tips. Het gebruik van genealogische DNA-databanken bij opsporing en identificatie’, in: De toekomst van DNA-analyse (Justitiële verkenningen 1/21): Den Haag: WODC/Boom juridisch 2021, p. 44-65.
Artikelen>
D. Kling, C. Phillips, D. Kennett & A. Tillmar, ‘Investigative genetic genealogy: Current methods, knowledge and practice’, Forensic Science International: Genetics 52 (2021) 102474.
Christi J. Guerrini, Jill O. Robinson, Mohamed I. Elsaid, Whitney Bash Brooks, Ariel Levchenko, Stephanie M. Fullerton, Sara Huston, Norah L. Crossnohere, John F.P. Bridges, Jacklyn M. Dahlquist, Louiza Kalokairinou, Diana Madden, CeCe Moore & Amy L. McGuire, ‘FIGG at 5: An update on U.S. public perspectives on forensic investigative genetic genealogy five years after its introduction to criminal investigations’, Forensic Science International, Volume 367, February 2025.

* Drs. A.J. Meulenbroek is als DNA-deskundige werkzaam op het Nederlands Forensisch Instituut.
** Mr. D.J.C. Aben is advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven.

Indien u een los artikel wilt bestellen, stuur een e-mail naar info@uitgeverijparis.nl