Gert Haverkate
Dave van Toor, Julia Mischie, Maartje Odekerken, Mark de Rade
Tamara Gelderman, Tristan Krap, Wilma Duijst
Jaap de Groot
Advocaten en rechters kunnen vaak niet zonder deskundigen. Deskundigen in rechte zijn formeel ingekaderd, partijdeskundigen echter niet. Wat doet de rechter met hun rapporten? In de juridisch-doctrinaire literatuur wordt vrijwel uitsluitend aandacht besteed aan het handelen en de positie van de rechtbankdeskundige. Ook de wetgever waagt zich niet aan de partijdeskundige. Wordt een partijdeskundige geacht vooral berekenend, minder deskundig en beslist partijdig te zijn? Heeft de inbreng van een rapport van een partijdeskundige op voorhand al minder gewicht dan dat van een rechtbankdeskundige? Uit welk onderzoek blijkt dat verschil? Als het deskundigenbericht ten behoeve van de waarheidsvinding zo essentieel voor het rechterlijke oordeel is: wat zijn dan de criteria voor de keuze van de (juiste) deskundige, de manier waarop die het project moet uitvoeren en het product dat hij levert? De rechter is verantwoordelijk voor de bewijswaardering van een rapport als bewijsmiddel maar dat is vooral een epistemologische en geen juridische kwestie. Hoe motiveert de rechter dan diens bewijswaardering en de daaruit voortvloeiende bewijsbeslissing, zeker als in dezelfde zaak de rechtbank- en de partijdeskundige qua conclusies lijnrecht tegenover elkaar staan? Hoe kunnen we in wezen de deskundigenbijdrage beter realiseren, kanaliseren en beoordelen? Dat vraagt om een multidisciplinaire benadering. Vooral van de ‘leveranciers’ van (partij)deskundigen kan en moet meer worden gevraagd qua kwaliteitsbewaking. De dwalende (partij)deskundige schaadt immers ook diens eigen beroepsgroep.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift