Raimond Giard
Ronald Meester, Timber Kerkvliet
Op 8 november 2016 wees de Hoge Raad in een slechts 12 pagina’s tellend arrest de eerste en tot nu toe enige herzieningsaanvraag af die krachtens de daarvoor in 2013 in werking getreden Wet herziening ten nadele is aanhangig gemaakt. Dat gebeurde nauwelijks zes weken nadat advocaat-generaal Knigge in een 111 pagina’s lang geschrift concludeerde dat dit eerste verzoek tot herziening ten nadele dient te worden afgewezen. Daarmee kreeg de behandeling van wat bekend werd als de Vivaldi-zaak, de zaak van de overval op een Aldi-supermarkt in Ridderkerk op 11 december 2001, een geheel andere afloop dan het Openbaar Ministerie ongetwijfeld zal hebben gehoopt en vermoedelijk ook zal hebben verwacht. De zaak zelve is met dit arrest finaal beslecht, maar de conclusie van de A-G en het arrest van de Hoge Raad geven zeker aanleiding tot nadere beschouwing. Dat geldt zowel voor de interpretatie van de resultaten van het technisch onderzoek dat door het College van procureurs-generaal als grondslag voor de vordering tot herziening ten nadele werd ingebracht als voor de wijze waarop deze resultaten werden verkregen. Zo blijkt onder meer dat het ‘sterkere’ bewijs ook in eerste en tweede aanleg al beschikbaar had kunnen zijn. Ook leert nadere analyse van de argumentatie van de A-G en de Hoge Raad dat deze niet onontkoombaar leidt tot het gewezen arrest. Ten slotte wordt ingegaan op de vraag voor welk probleem de Wet herziening ten nadele in de Vivaldi-zaak geen oplossing bleek te bieden, waar dat wellicht wel had gekund.
Om toegang te krijgen tot het gehele artikel heeft u een abonnement nodig. Meer informatie over de abonnementsvormen en prijzen kunt u hier vinden.
Abonneren op dit tijdschrift